Werken of naar school gaan, sporten, boodschappen doen, met vrienden naar de bioscoop. Het hoort allemaal bij het dagelijks leven. Toch is dit voor ruim 2 miljoen mensen met een (on)zichtbare beperking in ons land niet altijd zo vanzelfsprekend.
Sinds 2016 geldt het VN-verdrag handicap in Nederland. Het doel van dit verdrag is het bevorderen, beschermen en waarborgen van de mensenrechten van mensen met een beperking. In het verdrag staat wat de overheid moet doen om dit te realiseren. Het College is toezichthouder op de uitvoering van het VN-verdrag handicap en kijkt of iedereen in Nederland zich aan de afspraken houdt.
Actualiteit
Volgens het VN-verdrag handicap moeten mensen met een beperking volwaardig mee kunnen doen aan onze samenleving. Net als ieder ander. Sinds de ratificatie van het verdrag in 2016 zijn er stappen in de goede richting gezet, maar we zijn er nog lang niet. Zo bleek uit onze jaarlijkse rapportage uit 2023 dat het openbaar vervoer nog steeds ontoegankelijk is. Dat het OV voor veel mensen een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven is. Je hebt het nodig om naar de dokter te gaan, naar je werk, naar een theatervoorstelling of sportvereniging. Oftewel, reizen met het OV is een voorwaarde voor het uitoefenen van verschillende mensenrechten. Denk bijvoorbeeld aan het recht op gezondheid, werk, vrijetijdsbesteding en een privéleven.
De coronacrisis heeft verder duidelijk laten zien hoe broos de rechten van mensen met een beperking nog altijd zijn. Meer dan anderen hadden zij last van de pandemie en van de maatregelen die werden genomen. Zo moesten mensen die om medische redenen geen mondkapje kunnen dragen dit telkens bewijzen. Uit deze voorbeelden blijkt dat de positie van mensen met een beperking en hun rechten nog niet verankerd zijn in het denken van iedereen en van de overheid in het bijzonder. Ook het gebruikmaken van ervaringsdeskundigheid is nog lang geen vanzelfsprekendheid, terwijl het verdrag dat voor overheden wel verplicht stelt.
Mensenrechten in de praktijk
Autonomie, gelijkheid en participatie
Belangrijke grondbeginselen van het verdrag zijn autonomie (zelfstandigheid), gelijkheid en participatie. Het verdrag bepaalt onder andere dat mensen met een beperking het recht hebben om zelfstandig te wonen, naar school te gaan, het openbaar vervoer te gebruiken of aan het werk te zijn. Ook staat in het verdrag dat mensen met een beperking zelfstandig besluiten moeten kunnen nemen, bijvoorbeeld over geldzaken of over waar zij willen wonen. En dat zij ondersteund moeten worden als zij daartoe niet in staat zijn.
Toegankelijke samenleving
Een toegankelijke samenleving is een belangrijke voorwaarde voor mensen met een beperking om volwaardig mee te kunnen doen. Het VN-verdrag handicap laat een duidelijke omslag in denken zien: niet de beperking is het probleem, maar de manier waarop de samenleving is ingericht. Het verdrag richt zich daarom op het wegnemen van obstakels die mensen met een beperking verhinderen om daadwerkelijk mee te kunnen doen.
In wetgeving vastgelegd
Om te voldoen aan het verdrag zijn bij de inwerkingtreding van het verdrag verschillende wetten aangepast. Zo staat het recht om niet gediscrimineerd te worden op grond van een beperking in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Deze wet is ook van toepassing op aanbieders van goederen en diensten, zoals een winkel of een restaurant. Een andere wet die is aangepast is de Kieswet. Hierin staat nu dat alle stemlokalen in de gemeente zodanig gelegen, ingericht en uitgerust moeten zijn, dat mensen met een lichamelijke beperking zoveel mogelijk zelfstandig hun stem kunnen uitbrengen.
De overheid moet sommige rechten, zoals het recht om niet gediscrimineerd te worden en het recht om te mogen stemmen, direct in de praktijk brengen. Bij andere rechten, zoals het recht op wonen en het recht op onderwijs, krijgt de overheid meer tijd om dit voor iedereen te realiseren.
Activiteiten van het College
Wat is de rol van het College?
Het College is aangewezen als onafhankelijk toezichthouder op de uitvoering van het verdrag in Nederland. Als toezichthouder bekijkt het College:
- Of wetten en beleid voldoen aan het verdrag;
- Wie betrokken zijn bij de uitvoering van het verdrag en of zij deze taak goed uitvoeren;
- Of de situatie van mensen met een beperking beter wordt;
- Of de samenleving inclusiever wordt.
Daarbij is het College steeds in gesprek met de klankbordgroep VN-verdrag handicap, mensen met een beperking en hun vertegenwoordigende organisaties. Zij geven het College waardevolle informatie. Mede op basis van deze informatie geeft het College de overheid adviezen en aanbevelingen.
Meerjarenplan 2024 - 2027
Na een uitgebreide consultatieronde met mensen met een beperking en hun organisaties, de eigen Klankbordgroep VN-verdrag handicap, overheden en het brede maatschappelijk veld heeft het College in het volgende Meerjarenplan toezicht VN-verdrag handicap de focus gekozen voor “de basis op orde”. Het Meerjarenplan CRPD 2024-2027 beschrijft de stappen die het College in de komende vier jaar zet om hierop toe te zien. Dit doet het College middels drie programmalijnen die nadrukkelijk toezichthouden op een aantal belangrijke grondbeginselen en rechten van het verdrag: autonomie, werk & sociale bescherming en participatie. Lees hier het Meerjarenplan in eenvoudige taal.
Internationaal toezicht
Er is ook een internationale toezichthouder op het VN-verdrag handicap. Dat is het VN-comité voor de rechten van personen met een handicap. Dit comité bestaat uit 18 onafhankelijke experts uit de hele wereld. Staten die partij zijn bij het verdrag moeten twee jaar nadat het verdrag in werking is getreden een uitgebreid rapport indienen bij het comité. In dit rapport moet staan welke maatregelen zijn genomen om het verdrag te realiseren. Na het eerste rapport moet elke vier jaar opnieuw een rapport worden ingediend. Nederland moet dus ook aan dit comité rapporteren over de implementatie van het verdrag. Het eerste rapport is van de Nederlandse regering in 2017 ingediend bij het VN-comité. Ook het College leverde een rapportage in. Dat was in juni 2018. In februari 2022 leverde het College een aanvullend rapport aan. Hierin vroeg het College onder meer aandacht voor het belang van structurele maatregelen om te zorgen dat overheden nauw overleg plegen met mensen met een beperking bij nieuwe wetten, regels en beleid.