Levenslang: van gratieprocedure naar een rechterlijke toetsing

Verdieping

De gratieprocedure voor levenslanggestraften gaat op de schop. In lijn met een advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) wil minister Weerwind voor Rechtsbescherming dat niet langer de bewindspersoon, maar een rechter beslist of een gedetineerde voor vervroegde invrijheidstelling in aanmerking komt. Het is een vervolgstap op veranderend beleid rond de levenslange gevangenisstraf. Het College steunt het voornemen van de minister. 

Persoon op de rug gezien staat op luchtplaats van gevangeniscomplex.

Veranderend beleid 

De levenslange gevangenisstraf was de afgelopen jaren een veelbesproken onderwerp. In Nederland betekent die straf dat iemand tot de dood in de gevangenis zit. De enige mogelijkheid om eerder vrij te komen is gratie verleend door de verantwoordelijke bewindspersoon. Een verzoek tot gratie kan op elk moment gedurende de detentie worden ingediend. 

Sinds 2017 is het beleid over levenslange gevangenisstraffen aan het veranderen. De Curaçaose procedure (die gelijk is aan de Nederlandse procedure) kreeg zware kritiek van de Hoge Raad en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). In verschillende uitspraken heeft het EHRM  beslist dat levenslange opsluiting zonder enig reëel perspectief op vrijlating een vorm van onmenselijke bestraffing is. Dit is een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dat betekent volgens het EHRM niet dat mensen die levenslang hebben gekregen ook daadwerkelijk vrij moeten komen. Maar wel dat er uiterlijk 25 jaar na de oplegging van de straf moet worden onderzocht of vrijheidsbeneming nog langer noodzakelijk is. 

Onafhankelijk adviescollege

Nederland stelde in reactie hierop een nieuwe gratieprocedure in waarbij een onafhankelijk adviescollege, het zogeheten Adviescollege Levenslanggestraften (ACL) na maximaal 25 jaar detentie adviseert over de re-integratieactiviteiten waar een gedetineerde voor in aanmerking komt. Deze activiteiten bereiden een gedetineerde voor op een mogelijke terugkeer in de samenleving. Het ACL kijkt daarbij naar het recidiverisico (het risico dat de persoon opnieuw een vergelijkbaar strafbaar feit pleegt), de delictgevaarlijkheid (het risico dat de persoon opnieuw een strafbaar feit pleegt), het gedrag tijdens detentie, en het perspectief van de slachtoffers en nabestaanden. 

Voordat het adviescollege beoordeelt of iemand klaar is om de re-integratiefase te starten, wordt advies gevraagd aan de psychische observatiekliniek het Pieter Baan Centrum. Ook de Reclassering, de overheidsdienst die zich bezighoudt met resocialisatie - terugkeer in de samenleving - kijkt mee. Op basis van het advies van het ACL, besluit de minister of en voor welke re-integratieactiviteiten de gedetineerde in aanmerking komt. De minister mag alleen gemotiveerd afwijken van het advies van het ACL.  

Na 27 jaar, twee jaar na start de re-integratiefase, adviseert de rechter over eventuele invrijheidstelling. De minister neemt de definitieve beslissing. Wanneer de veroordeelde het oneens is met een (gratie)beslissing, kan die in beroep gaan bij de civiele rechter.  

Gratieverlening in de praktijk

Sinds 2017 is er slechts twee keer gratie verleend aan een levenslanggestrafte. In beide gevallen werd het verzoek tot gratie eerst meermaals afgewezen door de verantwoordelijke minister. De gedetineerden kregen hun gelijk via een civiele rechter die oordeelde dat er geen gronden waren waarop de minister het gratieverzoek had mogen weigeren. Ook zijn sinds de instelling van het ACL drie levenslanggestraften toegelaten tot de re-integratiefase, zo blijkt uit het meest recente statenrapport dat Nederland heeft ingediend bij het VN-Comité tegen Foltering

Op basis van deze twee zaken adviseerde de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ), een rechterlijke toets. De RSJ is een rechtsprekend en adviserend orgaan op het gebied van onder andere de uitvoering van straffen en maatregelen.  

In een brief die minister Weerwind in juni 2022 naar de Tweede Kamer stuurde, volgde hij het advies van de RSJ. Het is nog onduidelijk of dit betekent dat zowel het besluit over vervroegde invrijheidstelling als het besluit over de re-integratieactiviteiten in de voorfase dan bij de rechter worden belegd.  

Wat vindt het College?

Het College sprak zich in 2016 al uit over de mogelijkheid tot hervorming van de herbeoordelingsprocedure rondom levenslange gevangenisstraffen. In september 2016 adviseerde het College in een brief aan de Tweede Kamer om de beslissingsbevoegdheid over van de vrijlating van levenslang gestraften aan een rechter toe te kennen in plaats van aan een minister. Dit om vermenging van politieke beslissingen en het fundamentele recht op zicht op vrijheid te voorkomen. Ook in de jaarrapportage over het jaar 2017 maakte het College zich hard voor een toetsing door een onafhankelijke rechter. Het College benadrukt opnieuw zijn standpunt dat de rechter na verloop van tijd zou moeten beoordelen of voortzetting van een levenslange straf nog wel terecht is. Het rechtssysteem moet voldoende garanties bieden om onmenselijke behandeling te voorkomen en te bestrijden. Hiermee steunt het College het voornemen van de minister om de gratieprocedure te vervangen door een rechterlijke toets.