Vrijheidsbeneming (NPM)

Soms ontnemen we mensen hun vrijheid. Als ze verdacht worden van een strafbaar feit of daarvoor veroordeeld zijn. Of als ze vanwege een psychische aandoening een gevaar voor zichzelf of de omgeving vormen. Of om ze uit te kunnen zetten naar een ander land.  

Mensen van wie de vrijheid ontnomen is, hebben recht op een goede behandeling. Zij bevinden zich in een kwetsbare situatie. Anderen kunnen hen wreed, onmenselijk of mensonterend behandelen. Om dat te voorkomen bestaat het Nationaal Preventie Mechanisme (NPM). Dat is een aparte taak die het College heeft. Hiervoor bezoeken we allerlei soorten gesloten instellingen. Op basis van onze bevindingen geven we adviezen en voorlichting aan professionals over het voorkomen van onmenselijke behandeling.  We adviseren ook de overheid over bestaande en toekomstige wet- en regelgeving. 

Voorbeelden uit de praktijk

Wat is onmenselijke behandeling?

Dat kan bijvoorbeeld zo zijn als iemand voor langere tijd bijna geen contact met anderen mag hebben. Dat mag in bijna alle gesloten inrichtingen, maar alleen in bijzondere situaties. Want als iemand langer alleen zit, kan dat tot psychische klachten zoals angst, depressie en paniekaanvallen leiden. Hoe langer iemand in een isolatiecel zit, hoe groter het risico op ernstige gevolgen. 

Ook handboeien, spuugmaskers of veiligheidsbedden, de zogenaamde ‘vrijheidsbeperkende middelen’, mogen medewerkers alleen gebruiken als er geen goed alternatief mogelijk is en voor een zo kort mogelijke tijd. Als medewerkers zulke middelen langer dan strikt noodzakelijk is, inzetten, kan sprake zijn van vernederende of onmenselijke behandeling. Dat geldt ook voor andere maatregelen, zoals het naakt insluiten van iemand vanwege het  risico op zelfmoord. 

Persoon met handboeien om wordt cellencomplex in geleid.

Mensenrechten in de praktijk

Het verbod op foltering of andere wrede, onmenselijke of mensonterende behandeling of bestraffing 

Het mensenrecht op vrijwaring van foltering of andere vormen van wrede, onmenselijke of mensonterende behandeling staat in verschillende mensenrechtenverdragen, zoals het VN-Verdrag tegen Foltering, maar ook in andere instrumenten, zoals artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 7 van het Internationaal Verdrag Inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en artikel 4 van het EU Handvest van de grondrechten.  

Aanvullende internationale standaarden 

Voor mensen in situaties van vrijheidsbeneming zijn aanvullende regels ontwikkeld. Zo zijn er de Nelson Mandela Rules voor gedetineerden, de Havana Rules voor jeugdigen en de Bangkok Rules voor vrouwen. Ook op Europees niveau heeft het Comité ter Voorkoming van Foltering (CPT) standaarden ontwikkeld voor bepaalde doelgroepen en situaties.    

Nelson Mandela Rules 

In de Nelson Mandela Rules staan basisregels voor hoe je goed om kunt gaan met mensen van wie de vrijheid is ontnomen. Bijvoorbeeld dat je iedereen in gelijke gevallen, gelijk behandelt, dus niet discrimineert. Ook wordt nog eens onderstreept dat vastzitten op zichzelf al een straf is. De situatie of behandeling in de gevangenis moet dus niet onnodig extra leed toevoegen. 

En de tijd in de gevangenis moet erop gericht zijn dat de gevangene na zijn straf weer op een goede manier kan deelnemen aan de maatschappij waarbij hij de wet respecteert. Dus de medewerkers moeten de gevangene daarop voorbereiden. 

De Havana Rules 

De Havana Rules gaan over kinderen.  Er staat bijvoorbeeld in dat gevangenschap van een kind een laatste redmiddel moet zijn. Het is immers een heel ingrijpende maatregel. Het is moeilijk voor een kind om zich gezond te ontwikkelen in gevangenschap. Kinderen moeten dus zo min mogelijk en zo kort mogelijk vast worden gezet. En er moet veel contact zijn met de buitenwereld, zodat ze zo snel mogelijk weer terug kunnen de maatschappij in en een kans hebben om zich gezond te ontwikkelen. 

De Bangkok Rules 

De Bangkok Rules gaan over vrouwen. Er staat bijvoorbeeld in dat er speciale aandacht moet zijn voor vrouwen die zorgen voor kinderen. In het uiterste geval moet het zelfs mogelijk zijn dat zij tijdelijk niet vastgehouden worden, als dat in het belang van hun kinderen is. Moeders moeten ook het liefst vastgehouden worden op plekken dicht bij hun kinderen in de buurt. 

Ook moeten vrouwen tampons, maandverband of menstruatiecups gratis kunnen krijgen. Of spullen die nodig zijn om borstvoeding te geven. Ze moeten ook genoeg water krijgen om zichzelf schoon te kunnen houden als ze menstrueren of borstvoeding geven. 

Iemand die opgesloten zit, staat in een luchtplaats
Beeld: ©Evert-Jan Daniels

Activiteiten van het College

Nationaal Preventie Mechanisme 

Nederland heeft het Optioneel Protocol bij het VN-Verdrag tegen Foltering (OPCAT) geratificeerd. Het College is op grond van dat verdrag aangewezen als Nationaal Preventie Mechanisme (NPM). Het NPM richt zich op het voorkomen dat mensen van wie de vrijheid (deels) is ontnomen worden gefolterd, vernederd of mensonterend behandeld of bestraft worden. Het NPM moet bijdragen aan een menswaardige behandeling van mensen wiens vrijheid (deels) is ontnomen.  Lees meer over de achtergrond van het NPM.

Op welke instellingen houden we toezicht? 

Onze NPM- taak gaat over situaties van vrijheidsbeneming. Dat kan gaan om gevangenissen of arrestantencomplexen van de politie, maar ook om vreemdelingenbewaring of gesloten zorg. Zowel volledig als deels ‘gesloten’ locaties vallen eronder, dus ook locaties waar alleen bepaalde afdelingen of kamers vrijheid benemen. 

Wat mogen we doen? 

We hebben de bevoegdheid om aangekondigd en onaangekondigd onderzoek ter plaatse te doen. Ook mogen we alle informatie inzien die we nodig hebben om ons werk goed te kunnen doen. We kunnen zelf de personen kiezen die we willen horen en hen zonder toezicht van anderen spreken. 

We geven op basis van ons onderzoek voorlichting aan mensen die in instellingen werken. We geven adviezen aan de Tweede Kamerleden of de regering. Het kan gaan om beleid of wetgeving.  Lees meer over de bevoegdheden die we hebben als NPM

Wat houdt preventie in? 

Ons NPM-werk is preventief. Dat betekent dat het zich richt op het voorkomen van mensenrechtenschendingen. We kunnen geen klachten van individuen over onmenselijke behandeling behandelen. Afhankelijk van hun situatie kunnen mensen zich met klachten wenden tot andere instanties, zoals een commissie van toezicht of de Nationale ombudsman. Ook zal het NPM geen onderzoek naar incidenten of calamiteiten doen. Dat is het werk van inspecties of organisaties als de Onderzoeksraad voor Veiligheid. 

Hoe verhoudt ons werk zich tot dat van andere toezichthouders? 

In Nederland bestaan ook andere organisaties die toezicht houden op of adviseren over situaties van vrijheidsbeneming. Denk bijvoorbeeld aan

  • de Inspectie Justitie en Veiligheid;
  • de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd; 
  • de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming en
  • de commissies van toezicht bij arrestantencomplexen, detentieplaatsen van de Koninklijke Marechaussee of gevangenissen.  

Anders dan bij die toezichthouders beperkt het mandaat van het NPM zich tot het voorkomen van onmenselijke behandeling of bestraffing in situaties van vrijheidsbeneming. Tegelijkertijd is het NPM-mandaat niet beperkt tot één sector of inrichting.  

We overleggen regelmatig met andere toezichthouders om ongewenste overlap in werkzaamheden te voorkomen, en om elkaar op de hoogte te houden van algemene ontwikkelingen op het terrein van vrijheidsbeneming.