Maatschappelijke onrust over de nieuwe wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten

Verdieping

De nieuwe wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is in juli van dit jaar door de Eerste Kamer aangenomen en zal begin 2018 in werking treden. Er is veel maatschappelijke discussie over deze wet. Er loopt op dit moment een actie voor een raadgevend referendum. Als er voor 16 oktober 300.000 handtekeningen worden verzameld, zal er daadwerkelijk een referendum komen over deze wet. De initiatiefnemers maken zich zorgen over de grootschalige privacy-inbreuken die door de wet mogelijk lijken te worden.

Wat houdt de wet in?

Met deze wet worden de bevoegdheden van de veiligheidsdiensten fors uitgebreid en technologieneutraal geformuleerd. Het wordt bijvoorbeeld mogelijk voor de veiligheidsdiensten om op veel grotere schaal dan nu alle vormen van telecommunicatie te onderscheppen. Veiligheidsdiensten mogen in eerste instantie grootschalig ‘in de bulk’ gegevens van internet of social media onderscheppen om vervolgens nader te onderzoeken en te filteren welke gegevens nuttig zijn. Het kan hierbij ook gaan om gegevens van niet verdachte personen. De veiligheidsdiensten krijgen ook meer mogelijkheden om computers binnen te dringen (hacken).

Veel feedback

Al gedurende de tot standkoning van de wet is veel kritiek geuit op de wet, onder andere tijdens de publieke internetconsultatie, maar ook door de Raad van State, de Raad voor de Rechtspraak en een groep van 29 wetenschappers. Ook het College voor de Rechten van de Mens uitte diverse malen zijn zorg over de wet (advies 2015, brief Tweede Kamer 2017).

De kritiek op het wetsvoorstel heeft wel geleid tot aanpassingen. Zo is er bijvoorbeeld een extra onafhankelijke rechtmatigheidstoetsing ingevoerd die moet plaatsvinden voorafgaand aan het uitvoeren van grootschalige onderscheppingsoperaties. Ook heeft de regering een veel uitvoeriger motivering gegeven waarom zij de uitbreiding van de onderscheppingsbevoegdheden noodzakelijk vindt. Dat is namelijk een kernpunt van de aanhoudende discussie: zijn die grootschalige onderscheppingsbevoegdheden wel echt nodig, gaan ze echt meer veiligheid opleveren? Daarnaast zijn er vragen over de doelmatigheid van het toezicht: gaat die voorafgaande toetsing wel echt fungeren als een rem op ongerechtvaardigde inbreuken op de privacy en de communicatievrijheid?

Aandachtspunten

Het is niet de rol van het College voor de Rechten van de Mens om een standpunt in te nemen over het referendum. Wel heeft het College er al eerder op gewezen dat er in de wet geen goede balans is tussen het beschermen van het recht op privacy en het recht op veiligheid. Het College signaleert de volgende mensenrechtelijke knelpunten:

Forse gevolgen voor mensenrechten

Naast de gevolgen die de wet heeft op de privacy van iedereen in Nederland, heeft het ook impact op de bescherming van de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid.

Toezicht is onvoldoende

Er is onvoldoende toezicht gedurende de uitvoering van de werkzaamheden door de veiligheidsdiensten. De externe toezichthouder (CTIVD) zelf spreekt over een ‘toezichthiaat’.Deze toezichthouder heeft te weinig bevoegdheden. Deze instantie moet beoordelen of de veiligheidsdiensten rechtmatig hebben gehandeld, maar deze oordelen zijn niet bindend. Dit betekent dat de minister deze oordelen naast zich neer mag leggen.

Normen in wet zijn te vaag

Veiligheidsdiensten dienen zo gericht en selectief mogelijk gegevens te onderscheppen. Het is belangrijk dat de wet hierover duidelijke nomen bevat. Hierin schiet de wet tekort. De CTIVD schrijft hierover: “Om effectief toezicht te kunnen uitoefenen moet sprake zijn van een duidelijk en afgebakend kader in de wet. Dit is nu niet het geval.”

Gegevens worden te lang bewaard

De regels voor bewaartermijnen zijn niet streng genoeg. Zo mogen gegevens die in de ‘bulk’ zijn verzameld 3 jaar lang worden bewaard.

Regels voor uitwisseling met buitenlandse veiligheidsdiensten zijn niet streng genoeg

Op basis van deze wet kunnen ongefilterde bulkdata worden doorgegeven aan buitenlandse diensten. Dit betekent dat die veiligheidsdiensten gegevens kunnen bezitten die binnen het Nederlandse wettelijke systeem in een latere fase uitgefilterd en vernietigd zouden worden.