Racisme in tijden van corona

Verdieping

21 maart is de Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie. Deze datum is door de Verenigde Naties gekozen omdat op deze dag in 1960 de politie in Sharpeville, Zuid Afrika, het vuur opende op een vreedzame demonstratie tegen de toen geldende apartheidswetten en daarbij 69 mensen dood schoot. Ter gelegenheid van deze dag een interview met Adriana van Dooijeweert, voorzitter van het College voor de Rechten van de Mens. Moeten we ons in tijden van een gezondheidscrisis als gevolg van de coronapandemie druk maken over racisme? ‘Ja, juist in tijden van crisis kunnen racistische vooroordelen en vormen van uitsluiting maar al te makkelijk de kop opsteken.’

Waarom is deze dag voor Nederland relevant? Wij hebben hier toch geen racistische wetten?

Inderdaad, Nederland heeft in artikel 1 van de Grondwet staan dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld en dat discriminatie op grond van onder meer ras is verboden. Dat woord ‘ras’ is trouwens vandaag de dag een beetje een vreemd begrip. Want wanneer ben je nu van een bepaald ras? Het gaat bij dat begrip echter ook om dingen als etnische afkomst en huidskleur. Je hoeft dus niet een ‘etiket’ van een bepaald ras te hebben om je op het verbod van rassendiscriminatie te kunnen beroepen.

Als mensen in Nederland te maken krijgen met racisme dan komt dat meestal niet voort uit het beleid of de wetten van de overheid, maar uit gedragingen van mensen in het maatschappelijk verkeer. Dan gaat het om gedragingen of uitlatingen waarmee mensen worden geconfronteerd vanwege hun huidskleur of andere uiterlijke kenmerken die iets zeggen over hun afkomst.

Dus de overheid in Nederland discrimineert niet?

Nou, er zijn in Nederland geen wetten en er is geen officieel beleid om mensen op grond van hun ras uit te sluiten of achter te stellen. Maar ik sluit niet uit dat overheidsfunctionarissen wel eens discrimineren, bewust of onbewust. De afgelopen jaren was er natuurlijk flinke maatschappelijke discussie over etnisch profileren door de politie. Wij hebben bij het College ook wel eens signalen binnengekregen van mensen die vermoeden dat ze bij controles door de politie of door de marechaussee ‘eruit gepikt werden’ vanwege hun huidskleur.

En wat doet het College dan met dit soort signalen?

Het College is niet bevoegd om over het optreden van de politie of marechaussee een oordeel te geven, want de gelijkebehandelingswetten waaraan het College mag toetsen zijn niet van toepassing op dit soort overheidsoptreden. Wij wijzen mensen met dit soort klachten altijd door naar instanties die wel een oordeel kunnen geven, want artikel 1 van de Grondwet geldt natuurlijk gewoon óók voor functionarissen van de politie of de marechaussee.

Met dit soort klachten kunnen mensen terecht bij de Nationale ombudsman of bij de rechter. De Nationale Ombudsman heeft recent een Meldpunt etnisch profileren geopend waar burgers hun ervaring met etnisch profileren kunnen melden. Nog niet zo lang geleden zijn enkele mensen met een donkere huidskleur die bij de paspoortcontrole op een vliegveld extra werden gecontroleerd, samen met mensenrechtenorganisaties daarover een rechtszaak gestart.

Het College doet trouwens zelf ook wat met deze signalen. We hebben contact met de leiding van de nationale politie en die realiseert zich dat er een risico is dat agenten zich bij de uitoefening van hun taak kunnen baseren op vooroordelen over bepaalde bevolkingsgroepen. En dat kan er dan toe leiden dat mensen met bepaalde etnische kenmerken vaker worden gecontroleerd en minder sympathiek worden bejegend.

We dringen er op aan om daar continu aandacht voor te hebben en helpen om mensen binnen organisaties bewust te maken van het bestaan van dit soort vooroordelen. Die hebben we namelijk allemaal, ze zitten ingebakken in onze genen! En als je je dat eenmaal realiseert, kun je werkwijzen en protocollen gaan bedenken om de discriminerende effecten daarvan zo goed mogelijk te voorkomen of uit te sluiten. Medewerkers van het College verzorgen bijvoorbeeld de training ‘Selecteren zonder vooroordelen: voor de beste match’ om de ongewenste effecten van stereotypering op de werkvloer tegen te gaan.

Zijn er eigenlijk uitspraken van de rechter in Nederland over kwesties van racisme?

Zeker, in 2016 deed de Hoge Raad nog een belangrijke uitspraak. Die uitspraak bepaalde dat het de politie niet is toegestaan een voertuig voor verkeerscontrole te selecteren uitsluitend of hoofdzakelijk op basis van etnische of religieuze kenmerken van de bestuurder of de inzittende. Rechterlijke uitspraken waarin mensen strafrechtelijk veroordeeld worden voor racistische of antisemitistische uitingen komen heel regelmatig voor.

Zijn er ook racismekwesties waarover het College wél kan oordelen?

Iedereen die vanwege zijn afkomst of huidskleur gediscrimineerd is op het werk, in het onderwijs of als consument kan bij het College terecht. Een antidiscriminatiebureau in de regio kan juridische bijstand verlenen tijdens een procedure bij het College. Het College kan deze klachten onderzoeken en daarover oordelen.

Het College heeft in de afgelopen jaren bijvoorbeeld geoordeeld over gevallen waarin mensen niet werden uitgenodigd als zij solliciteerden met hun eigen niet-Nederlands klinkende naam, terwijl zij wel een uitnodiging kregen als ze op dezelfde vacature, en met hetzelfde cv, reageerden met een Nederlandse achternaam. Ook kwamen er zaken langs over discriminerende grappen op de werkvloer en over het gebrek aan een onderzoek of serieuze reactie als iemand bij zijn werkgever klaagde over discriminerende gedragingen van collega’s.

Wordt er in Nederland genoeg gedaan aan de bestrijding van racisme?

We kunnen zien dat de maatschappelijke aandacht voor de bestrijding van racisme de afgelopen jaren is gegroeid. Het soms hoog oplopende debat over Zwarte Piet is daar een voorbeeld van. Eén van de redenen waarom dit debat zo hoog oploopt, is denk ik dat veel mensen bij een begrip als racisme denken aan het propageren van raciale superioriteit of aan heel bewuste acties om bepaalde bevolkingsgroepen te discrimineren.

Dat is een vrij juridische manier om naar het begrip te kijken. En vanuit die juridische invalshoek is dan bij velen al snel de redenering dat allerlei gewortelde culturele gebruiken waaruit volstrekt geen kwade bedoelingen blijken, of uitingen die toch ‘alleen maar’ grappig bedoeld zijn, natuurlijk nooit als racistisch bestempeld kunnen worden.

De term racisme kun je echter ook op een meer sociaalwetenschappelijke manier gebruiken. Dan ziet die ook op allerlei onbedoelde of onbewuste gedragingen die negatieve stereotypering van of vooroordelen tegen mensen met een bepaalde afkomst, huidskleur of andere etnische kenmerken in de hand werken. Dat soort gedragingen komen in alle samenlevingen voor en dus ook in Nederland.

En daar moet de overheid dus altijd actief op blijven, via voorlichting, via aandacht in de onderwijsprogramma’s, via handhaving van wettelijke discriminatieverboden en via het openstellen van laagdrempelige klachtprocedures en dergelijke. Racismebestrijding is wat mij betreft trouwens niet alleen een taak voor de overheid, het is een opdracht aan de samenleving als geheel.

Slaagt de Nederlandse samenleving in het vervullen van die opdracht?

Voor mij is de manier waarop de samenleving reageert in een crisissituatie, zoals nu vanwege de coronapandemie, altijd een belangrijke maatstaf. Juist in tijden van crisis kunnen racistische vooroordelen en vormen van uitsluiting maar al te makkelijk de kop opsteken. Een week geleden berichtte de directeur van het Mensenrechtenagentschap van de Europese Unie in een videoblog over zijn ervaring met uitlatingen van een ober in een restaurant die de komst van het coronavirus weet aan ‘de ongebreidelde instroom van buitenlanders’.

En ik sluit niet uit dat ook bij mensen in Nederland dit type gedachten de kop opsteekt. Een aantal weken terug zagen we in Nederland dat een studentenflat waar veel Chinese studenten wonen beklad werd. En er was ook de affaire met het coronacarnavalslied waarin allerlei dingen werden gezegd over Chinezen en Chinees eten. Grappig bedoeld, maar allerlei negatieve stereotypering in de hand werkend.

Ik vond het mooi om te zien hoe er via allerlei sociale media behoorlijk fel op dit lied gereageerd werd, niet alleen door vertegenwoordigers van de Chinese gemeenschap in Nederland, maar ook door anderen. TV- programma’s besteedden er ook aandacht aan. Het bewustzijn in de samenleving dat dit soort ‘grappige’ uitingen niet ‘oké’ zijn is er dus wel. En mensen die uit de bocht schieten worden dus – in ieder geval deels – door de samenleving tot de orde geroepen.

Juist crisissituaties als deze doen een beroep op de saamhorigheid in onze samenleving. Deze pandemie kunnen we alleen oplossen met zijn allen, zonder uitsluiting van mensen vanwege hun afkomst of uiterlijke kenmerken. Ik sluit me dan ook volledig aan bij de oproep van verschillende Europese mensenrechteninstanties die gisteren ook ter gelegenheid van de Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie werd gedaan: juist in crisissituaties als deze is het belangrijk om te bedenken dat een samenleving gebaseerd op solidariteit en inclusie het best bestand is tegen snel veranderende omstandigheden.