Toolkit: uitvoering VN-verdrag handicap op landelijk niveau
Als ambtenaar bij de Rijksoverheid of een uitvoeringsinstantie van de Rijksoverheid maak je wetten, regels of beleid dat betrekking heeft op mensen met een beperking. Of het raakt mensen met een beperking. Wanneer dat het geval is, is het belangrijk dat je kunt toetsen of het werk van jouw hand voldoet aan de afspraken in het VN-verdrag handicap.
Handreiking voor wetgevingsjuristen
Het College publiceerde een speciale handreiking voor wetgevingsjuristen die zich bezighouden met wetsvoorstellen die het verdrag uitvoeren of die mensen met een beperking aangaan.
Met de handreiking Wetgeving & het VN-verdrag handicap kunnen wetgevingsjuristen en de wetgever zelf toetsen of en hoe ontwerpwetgeving bijdraagt aan de uitvoering van dit belangrijke mensenrechtenverdrag. De handreiking kan in alle fasen van het wetgevingsproces worden gebruikt en is mede tot stand gekomen dankzij waardevolle gesprekken met wetgevingsjuristen.
Anders dan andere mensenrechtenverdragen
De handreiking is een aanvulling op bestaande toetsen aan mensenrechtenverdragen. Met bestaande handreikingen kan je alleen aantonen dat een wetsvoorstel (niet) in strijd is met een verdrag.
De handreiking Wetgeving & het VN-verdrag handicap gaat verder door inzichtelijk te maken dat en hóe de ontwerpwetgeving bijdraagt aan de realisatie van het verdrag. Dit is belangrijk omdat het VN-verdrag handicap net iets anders is dan andere mensenverdragen. Ten eerste omdat het verdrag grotendeels programmatisch is. Dit betekent dat de overheid vaak actie moet ondernemen om de bepalingen in het verdrag te kunnen realiseren, bijvoorbeeld door het aanpassen van wetgeving of het nemen van andere maatregelen. Ten tweede omdat het verdrag verplicht om mensen met een beperking (ervaringsdeskundigen) en hun vertegenwoordigende organisaties te betrekken bij de totstandkoming van wetgeving. Daarvoor is het belangrijk dat de ervaringsdeskundigen precies begrijpen wat het wetsvoorstel betekent voor hun dagelijks leven.
Participatie van mensen met een beperking en hun organisaties zijn bij het totstandkomen van beleid, wetgeving en uitvoering cruciaal. Participatie draagt namelijk niet alleen bij aan de kwaliteit en effectiviteit van beleid en wetgeving, maar zorgt ook voor een toegankelijke samenleving waarin iedereen écht kan meedoen. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zet zich met het programma Onbeperkt Meedoen in voor de implementatie van het VN-verdrag handicap.
Het is belangrijk dat mensen met een beperking betrokken worden bij beleidsvorming. Daarom moedigt VWS het initiatief van het College, om ambtenaren te ondersteunen bij het betrekken van ervaringsdeskundigen, dan ook van harte aan. - VWS
Maar hoe kun je daar als ambtenaar in de praktijk voor zorgen als je werkt of gaat werken aan een project dat mensen met een beperking raakt? Het College ontwikkelde samen met ambtenaren en mensen met een beperking een toolkit voor ambtenaren bij het Rijk en landelijke uitvoeringsinstanties.
Tips voor participatie op centraal niveau:
Participatie op centraal niveau (Rijk en landelijke uitvoeringsinstanties)
Bij nieuwe wetsvoorstellen is het belangrijk om duidelijk te maken dat en hoe er sprake is geweest van betekenisvol overleg met ervaringsdeskundigen en hun organisaties. Het College heeft in 2021 checklists gemaakt die daarbij behulpzaam kunnen zijn. Deze checklists zijn tot stand gekomen met input van wetgevingsjuristen, andere betrokkenen in het wetgevingstraject en mensen met een beperking en hun organisaties. Deze checklists kun je vinden in de handreiking ‘Wetgeving & het VN-verdrag handicap’.
Participatie draagt bij aan de kwaliteit en effectiviteit van beleid als je luisterend in gesprek gaat met ervaringsdeskundigen. Het VN-comité benadrukt dat mensen met een beperking al aan het begin van een nieuw traject betrokken moeten worden en niet alleen als een nieuw beleidsvoorstel al in een vergevorderd stadium is. Belangrijk is ook om in gesprek te blijven en terug te koppelen wat er gedaan wordt met de inbreng van ervaringsdeskundigen en organisaties.
Alle mensen met beperkingen hebben eigen ervaringen, kennis en behoeften. Tegelijkertijd is het onmogelijk om met iedereen te spreken. Organisaties van mensen met een beperking vormen een goed begin. Dan weet je zeker dat je ook mensen met een beperking zelf aan tafel krijgt. Let bij het betrekken van ervaringsdeskundigen en organisaties op een brede vertegenwoordiging.
Zorg voor diversiteit van mensen met beperkingen: er zijn mensen met verschillende soorten langdurige beperkingen (lichamelijk, verstandelijk, psychosociaal en zintuigelijk).
Het VN-comité handicap benadrukt het belang om mensen uit verschillende bevolkingsgroepen en van alle leeftijden te betrekken. Het verdrag noemt in het bijzonder vrouwen (artikel 6) en kinderen met een beperking (artikel 7).
Zorg voor een mix van koepelorganisaties waarbij verschillende organisaties zijn aangesloten (zoals Ieder(in) en MIND Landelijk platform psychische gezondheid) en individuele organisaties die gericht zijn op mensen met een specifieke beperking, bijvoorbeeld de Oogvereniging.
Probeer mensen uit verschillende bevolkingsgroepen en van verschillende leeftijden te betrekken, bijvoorbeeld via migrantenorganisaties en jongerenorganisaties.
Ervaringen moeten ‘vers’ zijn. Bijvoorbeeld: als het om onderwijs gaat, betrek dan ook jongeren.
Denk bij het inwinnen van deskundigheid op gebieden als techniek en beleid ook aan professionals die technische kennis of beleidsmatige kennis kunnen koppelen aan hun eigen ervaringsdeskundigheid.
Het is belangrijk dat het overleg toegankelijk is voor ervaringsdeskundigen. Vraag aan mensen wat zij eventueel nodig hebben om vergadering bij te wonen en denk aan algemene toegankelijkheid:
Zijn de tijdstippen van de vergaderingen passend?
Kan een ervaringsdeskundige met een rolstoel terecht in de zaal van het overleg?
Zijn vergaderstukken in pdf toegankelijk voor mensen met een visuele beperking?
Is de taal eenvoudig en daardoor toegankelijk voor mensen met een verstandelijke beperking?
Een uitdaging bij het nauw overleg is om kloven tussen beleidsmatige logica en de realiteit van het leven van mensen met een beperking te dichten. Daarbij is het belangrijk je zo goed mogelijk in de leefwereld van ervaringsdeskundigen te verplaatsen en open te staan voor hun verhalen. Een tip van mensen met een beperking is om op werkbezoek te gaan, bijvoorbeeld door een dagdeel met hen mee te gaan om zelf te ervaren welke obstakels zij tegenkomen.
Is er binnen jouw organisatieonderdeel of departement al een focal point: een vast aanspreekpunt op het gebied van het VN-verdrag handicap? Weet deze collega te vinden of vraag om een aanspreekpunt VN-verdrag handicap aan te wijzen. Een focal point VN-verdrag handicap kan bijvoorbeeld meedenken met collega’s over het bijeenbrengen van ervaringsdeskundigen en een sparringpartner zijn bij vragen over het verdrag. Ook als er nog geen focal point VN-verdrag handicap is, is het goed om ervaringen op te halen bij collega’s en ervaringen te evalueren en delen.
Werken jullie binnen je organisatieonderdeel volgens vaste formats? Dan kan het een goed idee zijn om samen te kijken naar het opnemen van vaste checks over de inzet van ervaringsdeskundigheid in jullie formats. Bijvoorbeeld: met wie is gesproken en heeft terugkoppeling plaatsgevonden? Zo wordt participatie een duurzaam onderdeel van elk proces en helpen jullie om je organisatieonderdeel te laten voldoen aan het VN-verdrag handicap.
Ervaringsdeskundigheid is een deskundigheid als iedere andere deskundigheid. Bied daarom naast vergoeding van reiskosten een passende vergoeding als je om overleg vraagt met zelfstandige ervaringsdeskundigen. Bijvoorbeeld aan de hand van de handreiking ‘Vergoedingen voor de inzet van ervaringsdeskundigheid’ vastgesteld door de Patiëntenfederatie. Denk ook aan maatwerk.