College bekijkt milieubescherming op de eilanden door een mensenrechtenbril

Schone lucht, veilig drinkwater en een omgeving die vrij is van schadelijke stoffen zijn essentieel voor ieder mens. Als een van deze elementen er niet is, heeft dit invloed op iemands gezondheid, veiligheid, woonsituatie en gevoel van eigen regie op de leefomgeving. Daarmee is een goed beschermde leefomgeving niet alleen een voorwaarde voor een menswaardig bestaan, maar ook de basis voor het realiseren van andere mensenrechten. Voor de inwoners van Caribisch Nederland staat het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu echter onder druk. Dit komt door knelpunten in de afvalverwerking, achteruitgang van natuur en biodiversiteit, kusterosie en vervuiling. Daarbij spelen ook uitdagingen op het gebied van regelgeving, het verlenen van vergunningen, toezicht en handhaving een rol. De overheid betrekt bewoners bovendien lang niet altijd bij besluiten die hun directe leefomgeving raken. Deze context maakt duidelijk waarom milieubescherming op de eilanden niet alleen een bestuurlijke, maar ook een mensenrechtelijke opgave is.

Read this article in English

Lesa e artíkulo akí na papiamentu

Beeld: © Roëlton Thodé / Roëlton Thodé

Zichtbare erosie van de kust op Sint Eustatius

In dit artikel verkennen we als College voor de Rechten van de Mens hoe het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu op Caribisch Nederland tot uiting komt. Maar ook waar het tekortschiet en welke verantwoordelijkheden het lokale bestuur en de Nederlandse regering dragen. We gebruiken hierbij de situatie rond om afvalverwerking op Bonaire als illustratief voorbeeld. Deze casus laat zien hoe het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu onder druk kan komen te staan als beleid en uitvoering mensenrechten onvoldoende meenemen. Hierbij kijken we ook naar de unieke context van de eilanden: hun ecologische kwetsbaarheid, kleinschaligheid en bijzondere positie binnen het Koninkrijk maken effectieve bescherming zowel noodzakelijk als complex. Het artikel bouwt daarbij voort op de jaarlijkse rapportage over mensenrechten in Nederland in 2023: het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu (deel 1).

1. Waarom dit een vraagstuk over mensenrechten is

De bescherming van het leefmilieu is nauw verbonden met de bescherming van mensenrechten. Worden mensen langdurig blootgesteld aan luchtvervuiling, gevaarlijke stoffen of verstoorde leefomstandigheden en beschermt de overheid ze niet tegen schadelijke effecten van milieuvervuiling? Dan kunnen mensenrechten in het geding komen. Denk aan het recht op leven (artikel 2 EVRM), het recht op een privé-, familie- en gezinsleven (artikel 8 EVRM), het recht op gezondheid (artikel 12 IVESCR) en het recht op een adequate levensstandaard (artikel 11 IVESCR).

In het juridisch kader dat het College in 2024 publiceerde legden we uit hoe milieuvervuiling en aantasting van natuur niet alleen ecologische, maar ook mensenrechtelijke gevolgen hebben. Zowel nationale rechters als rechters van internationale mensenrechtenhoven hebben erkend dat staten positieve verplichtingen hebben om hun burgers te beschermen tegen ernstige milieuschade – als die hun rechten kan aantasten.

Zo oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in april 2024 in de KlimaSeniorinnen-zaak tegen Zwitserland dat ontoereikend klimaatbeleid onder omstandigheden een schending van artikel 8 EVRM kan opleveren. Het Internationaal Gerechtshof bevestigde in juli 2025 bovendien in een advies dat het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu een zelfstandig mensenrecht is onder internationaal recht. Volgens het Hof vormt een gezond leefmilieu een noodzakelijke voorwaarde voor de uitoefening van andere mensenrechten. Daarmee benadrukte het Hof dat staten, waaronder Nederland, hun mensenrechtenverplichtingen niet kunnen naleven zonder ook actief het leefmilieu te beschermen. Ook als dat recht nog niet is vastgelegd in de wet.

Ook Nederlandse rechtspraak laat belang mensenrechten zien

Binnen het Koninkrijk der Nederlanden is de mensenrechtelijke dimensie van milieubescherming ook bevestigd in rechterlijke uitspraken. Een sprekend voorbeeld binnen het Caribische deel van het Koninkrijk is de uitspraak over de Isla-raffinaderij op Curaçao. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba oordeelde in 2021 dat de overheid het recht op privé-, familie- en gezinsleven had geschonden door de luchtkwaliteit onvoldoende te bewaken. De rechter stelde vast dat er te weinig oog was voor de mogelijke gezondheidsschade en andere nadelige gevolgen van de vervuiling. En dat de overheid burgers niet voldoende had geïnformeerd over de risico’s. Daarnaast had de overheid niet inzichtelijk gemaakt welke maatregelen waren genomen om de feitelijke luchtvervuiling daadwerkelijk terug te dringen. De Curaçaose overheid had daarmee haar zorgplicht onder artikel 8 EVRM geschonden.

Daarnaast hebben op 11 januari 2024 acht inwoners van Bonaire samen met Greenpeace Nederland de Nederlandse Staat gedagvaard. Ze stellen dat hun mensenrechten geschonden worden, omdat de Staat te weinig doet om de inwoners van Bonaire te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. De zaak is juridisch vernieuwend binnen het Koninkrijkperspectief, omdat het de eerste keer is dat de inwoners van Caribisch Nederland op basis van mensenrechten klimaatbescherming eisen. Daarmee leggen zij ook nadruk op gelijkwaardige bescherming ten opzichte van inwoners in Europees Nederland. De inhoudelijke behandeling van deze rechtszaak volgt in oktober 2025.

In deze context is het van belang dat ook in Caribisch Nederland de bescherming van het leefmilieu niet alleen als milieu- en klimaatbeleid wordt benaderd: deze moet ook worden beoordeeld in het licht van mensenrechten. Uit de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof vloeit voort dat milieu- en klimaatbeleid in Caribisch Nederland moet bijdragen aan de realisatie van mensenrechten. En dat de Nederlandse overheid en het lokale bestuur daarbij een centrale rol en verantwoordelijkheid dragen.  Die verplichting vraagt om proactief beleid, effectieve handhaving, toegang tot informatie en rechtsbescherming in Europees én Caribisch Nederland.

2. De situatie op Bonaire: afvalverwerking onder druk

De situatie rond om de vuilstortplaats Lagun op Bonaire, beheerd door afvalverwerker Selibon, laat zien wat er gebeurt als milieubeleid tekortschiet en mensenrechten onvoldoende worden gewaarborgd. Al jarenlang worden hier gevaarlijke afvalstoffen opgeslagen en verwerkt zonder adequate bescherming voor mens en milieu. Zo ontbrak jarenlang een geldige vergunning voor de stortplaats, terwijl op het terrein onder meer asbest, medisch afval en ander gevaarlijk materiaal aanwezig was. Regelmatige zelfontbrandingen leidden tot hevige rookontwikkeling, stankoverlast en gezondheidsklachten onder omwonenden. Inwoners van de omliggende wijk Lagun uiten al jarenlang zorgen over rookontwikkeling, geurhinder en mogelijke gezondheidsrisico's. Zij benoemen klachten zoals hoofdpijn en ademhalingsproblemen. Of deze gezondheidsklachten direct toe te rekenen zijn aan de situatie bij Selibon is nog niet onderzocht. Wel blijkt uit verschillende documenten, waaronder een recente publicatie naar aanleiding van een Woo-verzoek (Wet open overheid; verzoek om informatie van de overheid openbaar te maken), dat de vuilstortplaats al sinds 2013 een gezondheidsrisico vormt.

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) waarschuwde herhaaldelijk voor de ernst van de situatie.  Rapporten, brieven van maatschappelijke organisaties als Pro Lagun en ambtsberichten van de Rijksvertegenwoordiger lieten er geen twijfel over bestaan: het gaat om een structurele en ernstige aantasting van het leefmilieu, met mogelijk schadelijke gevolgen voor volksgezondheid. In een onderzoeksrapport uit 2023 waarschuwden onderzoekers voor de risico’s voor volksgezondheid. Zij spraken van een ‘chronische blootstelling aan emissies van het afvalverbranden en de urenlang durende nagift van onvolledig verbrande rookgassen’. Desondanks bleef structureel ingrijpen lange tijd uit. Pas in november 2024 stelde waarnemend Rijksvertegenwoordiger Jan Helmond zich formeel in de plaats van het Bestuurscollege, vanwege taakverwaarlozing.

De rechter bevestigde in februari 2025 de ernst van de situatie en de rechtvaardiging van de maatregel, maar oordeelde ook dat het Bestuurscollege nog de tijd had moeten krijgen om zelf orde op zaken te stellen. Daarmee kreeg de Rijksvertegenwoordiger deels gelijk, maar werd zijn handelwijze tegelijkertijd bekritiseerd vanwege het ontbreken van een laatste hersteltermijn voor het lokale bestuur. Helmond legde zich neer bij dit oordeel en droeg de genomen maatregelen over aan het Bestuurscollege, dat nu verantwoordelijk is voor de uitvoering van en structurele inbedding in het beleid.

Focus op aanpakken structurele oorzaken vanuit mensenrechten

De door Helmond ingezette maatregelen hebben de acute risico’s enigszins verlicht. Zo focuste hij op het veiligstellen van containers met asbesthoudend afval, verbetering van de omheining en beveiliging van het terrein, en de tijdelijke opslag en afvoer van biomedisch afval. Toch zijn de structurele oorzaken van de afvalverwerkingscrisis nog niet verholpen. Zoals het ontbreken van een robuust vergunningenstelsel, het gebrek aan handhavingscapaciteit en de uitsluiting van bewoners in besluitvorming.

Inmiddels hebben omwonenden zich ook juridisch uitgesproken. Stichting Pro Lagun, een organisatie van omwonenden, diende een bezwaarschrift in. Daarin stelt zij dat de overheid haar zorgplicht schendt door onvoldoende op te treden tegen de aanhoudende milieuschade en gezondheidsrisico’s bij de vuilstortplaats. Deze stap laat zien dat bewoners zich genoodzaakt voelen om op te komen voor hun recht op een veilig leefmilieu. En onderstreept de kwetsbare positie van burgers wanneer de overheid tekortschiet in toezicht, handhaving en bescherming.

Vanuit mensenrechtelijk perspectief raakt deze situatie meerdere rechten. Het langdurig ontbreken van vergunningen, het nalaten van tijdige handhaving en het gebrek aan transparantie en participatie raken aan het recht op gezondheid (artikel 12 IVESCR), het recht op eerbiediging van het privé-, gezins- en familieleven (artikel 8 EVRM) en het recht op toegang tot een effectief rechtsmiddel (artikel 13 EVRM). Daarbij komt dat deze situatie niet los kan worden gezien van het structurele gebrek aan toezicht en de ongelijke positie van de eilanden binnen het Koninkrijk. De Selibon-casus laat zien wat er gebeurt wanneer mensenrechten geen leidraad vormen voor milieubeleid: maatschappelijke onrust, juridische conflicten, verslechterd vertrouwen in overheden en een directe bedreiging van de volksgezondheid.

3. Drie eilanden: unieke context, gelijke rechten

Hoewel Bonaire het meest urgente voorbeeld biedt, geldt ook voor Saba en Sint Eustatius dat de leefomgeving onder druk staat.  De drie eilanden verschillen in grootte, bevolking, cultuur en natuur. Desondanks delen ze gelijke uitdagingen in het beschermen van hun kwetsbare leefomgeving. Volgens het rapport State of Nature in the Caribbean Netherlands 2024 verkeert de staat van de natuur op alle drie de eilanden in een matige tot slechte conditie. En blijft de voortgang in natuur en milieubeheer beperkt.

Op Sint Eustatius leidt het ongecontroleerd storten van huishoudelijk en bouwafval tot vervuiling van bodem en water. Afval wordt vaak rechtstreeks geloosd, met risico’s voor volksgezondheid en zeemilieu. Ook overbegrazing door loslopende geiten draagt bij aan versnelde slijtage van de grond (erosie) en aantasting van natuurgebieden. Natuurorganisatie STENAPA waarschuwt hierbij voor ernstige financiële tekorten, doordat de structurele financiering vanuit Nederland ontbreekt. Waar natuurorganisaties in provincies subsidies ontvangen, vallen natuurorganisaties in Caribisch Nederland tussen wal en schip.

Ook Saba kampt met overbegrazing door geiten, knelpunten in de afvalverwerking en de beperkte capaciteit voor natuurbeheer. De lokale uitvoeringskracht is beperkt, net als de beschikbaarheid van specialistische kennis. Dit maakt het moeilijk om de  kwetsbare natuur te beschermen. Zowel Saba als Sint Eustatius liggen daarbij in de orkaangordel. Daardoor brengen tropische stormen en orkanen periodiek grote schade toe aan infrastructuur en natuur. De herstelcapaciteit van de natuur staat hierdoor verder onder druk.

Bonaire, tot slot, is als laagliggend eiland bijzonder kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering, waaronder zeespiegelstijging, verzilting van landbouwgrond en schade aan koraalriffen. Dit versterkt bestaande milieuproblemen, zoals overbelasting van ecosystemen door kustbebouwing, toerisme en vervuiling. Daarnaast is er sprake van overlast door sargassum (drijvend zeewier) en structurele knelpunten in afvalverwerking, inclusief de eerdergenoemde problematiek bij de vuilstortplaats bij Lagun.

Gedeelde milieuproblemen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Een gedeelde zorg op alle drie de eilanden is de achteruitgang van koraalriffen. Deze vormen een natuurlijke kustbescherming, zijn essentieel voor de visserij en vormen een belangrijke bron van inkomsten via toerisme. Hun aantasting – onder meer door klimaatverandering, watervervuiling, koraalziekten en overbevissing – raakt daarmee niet alleen aan biodiversiteit, maar ook aan bestaanszekerheid, voedselvoorziening en cultureel erfgoed.

Uit beleidsdocumenten, wetsevaluaties en signalen van lokale organisaties blijkt dat de uitvoering van milieubeleid op de eilanden in de praktijk regelmatig tekortschiet. De voortgang blijft beperkt door structurele knelpunten zoals onvoldoende financiering, zwakke handhaving en een gebrek aan participatie van de bevolking. Deze uitdagingen worden versterkt door de bestuurlijke realiteit: lokale bestuurders dragen vaak meerdere portefeuilles, hebben beperkte ondersteuning en beschikken zelden over gespecialiseerde milieukennis. Dit maakt het lastig om duurzaam, consistent beleid te voeren.

Wat de eilanden met elkaar gemeen hebben, is dat de juridische en bestuurlijke infrastructuur voor milieubescherming minder stevig is dan in Europees Nederland. Tegelijkertijd vereist deze constatering nuance. De relatie tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland is historisch ongelijk en politiek gevoelig. Die context vraagt om zorgvuldigheid, wederzijds begrip en transparante besluitvorming. Want hoewel de milieuproblematiek lokaal verschilt, raken de gevolgen steeds weer aan dezelfde mensenrechten: het recht op gezondheid, op leven, op een toereikende levensstandaard en op inspraak in de eigen leefomgeving. Deze rechten gelden voor alle inwoners van het Koninkrijk, maar de bescherming ervan blijkt in de praktijk ongelijk verdeeld.

4. Verantwoordelijkheden van de Nederlandse regering en lokaal bestuur

Niet Nederland, maar het Koninkrijk der Nederlanden is als geheel verdragspartij bij de meeste internationale verdragen. Voor Caribisch Nederland, dat sinds 2010 onderdeel is van het land Nederland, ligt de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van die verdragen bij de Nederlandse regering. De regering koos er destijds voor om niet meteen alle Nederlandse wetgeving in te voeren. Deze legislatieve terughoudendheid heeft ertoe geleid dat de wetgeving in Caribisch Nederland vaak verouderd is en dat mensenrechtenverdragen vaak nog niet zijn geïmplementeerd. In 2021 is het kabinet overgegaan naar het principe van comply or explain. Dat betekent dat wetgeving in Caribisch Nederland in principe hetzelfde moet zijn als in Europees Nederland, tenzij maatwerk nodig is vanwege de unieke positie en kenmerken van de eilanden. In dat geval moet de regering uitleggen waarom afwijking gerechtvaardigd is, en welke alternatieve bescherming zij bieden.

Zowel de bestuurscolleges van de eilanden als de Nederlandse overheid dragen verantwoordelijkheid voor naleving van mensenrechtenverplichtingen in Caribisch Nederland. Internationaalrechtelijk geldt dat rechten op het volledige grondgebied van Nederland gelijkwaardig moeten worden beschermd. Wanneer er lokaal sprake is van onvoldoende capaciteit, kennis of middelen, rust op de Nederlandse overheid in beginsel de plicht tot ondersteuning. Het College stelt dat een 'comply or explain'-benadering hierbij essentieel is. Wanneer de Nederlandse regering normen of verplichtingen niet doortrekt naar Caribisch Nederland, moet zij motiveren waarom dit niet gebeurt en welke alternatieve bescherming geboden wordt. Een degelijke motivering ontbreekt vaak nog.

5. Wat doet het College?

Het College voor de Rechten van de Mens is het mensenrechtelijk toezichthoudend orgaan voor heel Nederland, en dus ook voor Caribisch Nederland. De autonome landen, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, vallen buiten dit mandaat. Het College voor de Rechten van de Mens blijft de mensenrechtelijke aspecten van het leefmilieu in Caribisch Nederland monitoren en agenderen. In het Strategie- en Meerjarenplan 2025-2027 heeft het College als doel geformuleerd om bij te dragen aan het verkleinen van de rechtsongelijkheid tussen inwoners van Europees en Caribisch Nederland. In dit kader:

  • voert het College gesprekken met betrokken ministeries, inspecties en bestuursorganen en andere organisaties;
  • blijft het College signalen en knelpunten rapporteren aan internationale toezichthouders;
  • draagt het bij aan kennisopbouw en bewustwording over de situatie op Caribisch Nederland;
  • en geeft het gevraagd en ongevraagd advies over beleidsontwikkeling, wetgeving en mensenrechtenimpact op de eilanden.

6. Conclusie

De situatie in Caribisch Nederland maakt duidelijk dat het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu geen vanzelfsprekendheid is. De afvalproblematiek op Bonaire en de bredere milieuknelpunten op alle drie de eilanden tonen de noodzaak tot actie. Deze milieuproblemen zijn onlosmakelijk verbonden met bestuurlijke keuzes, sociaaleconomische uitdagingen en de historische relatie tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland. In de praktijk leidt dit regelmatig tot ongelijkwaardige bescherming van mensenrechten.

Met de erkenning van het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu door het Internationaal Gerechtshof is nog eens bevestigd dat staten, waaronder Nederland, verantwoordelijk zijn voor het waarborgen hiervan en de mensenrechten die hieraan verbonden zijn. Juist ook voor inwoners van kleine en kwetsbare gebieden zoals Caribisch Nederland.

In het juridisch kader dat het College voor de Rechten van de Mens in 2024 publiceerde, benadrukten we al dat de bescherming van het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu op de eilanden versterkt moet worden vanuit een mensenrechtenbenadering. Dat vraagt inzet van zowel het lokale bestuur als de Nederlandse overheid. Alleen wanneer zij het recht op een gezond leefmilieu erkennen, waarborgen en gelijkwaardig toepassen, kunnen de mensenrechten van álle inwoners van het Koninkrijk daadwerkelijk beschermd worden. Het College roept dan ook op tot een structurele en mensenrechtelijke benadering van milieubeleid op de eilanden.