Nederland en Canada dagen Syrië voor het Internationaal Gerechtshof in Den Haag

Verdieping

Op 8 juni 2023 daagden Nederland en Canada Syrië voor het Internationaal Gerechtshof (ICJ) op basis van het VN Antifolterverdrag (Convention against Torture, CAT). Al sinds 2011 uiten verschillende internationale mensenrechtenorganisaties grote zorgen over het extreme geweld waarmee het Syrische regime -onder leiding van president Bashar al-Assad- een vreedzame burgeropstand de kop indrukte. In het kader van de International Day in Support of Victims of Torture op 26 juni, de dag waarop het VN Antifolterverdrag in 1987 in werking trad, licht het College toe hoe deze ontwikkeling mensenrechtenbescherming raakt en wat er nu gaat gebeuren. Het College verwelkomt deze belangrijke stap van de Nederlandse regering om de naleving van het internationaal recht te waarborgen.  

Achtergrond

Het Internationaal Gerechtshof is de hoogste rechtbank binnen de Verenigde Naties (VN). Het is bevoegd om uitspraak te doen in geschillen tussen lidstaten en VN-organen. Het besluit van Nederland en Canada van 8 juni 2023 om Syrië voor het Internationaal Gerechtshof te dagen, volgt op een eerder besluit van Nederland in september 2020. Nederland stelde Syrië toen op basis van het VN Antifolterverdrag aansprakelijk voor foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling en bestraffing van de eigen bevolking. Canada sloot zich hier in maart 2021 bij aan. Het Antifolterverdrag is naast Nederland door Canada, Syrië en door nog ruim 165 staten ondertekend. 

Nederland en Canada beschuldigen Syrië van het plegen van internationale misdrijven tegen de eigen bevolking, en daarmee van een overtreding van de normen waaraan het zichzelf heeft gebonden. De misdrijven waarvan Nederland en Canada Syrië beschuldigen gaan van het martelen en seksueel misbruiken van gevangenen en demonstranten en het laten verdwijnen van gevangenen, tot het gebruiken van gifgas en clustermunitie in gerichte aanvallen op burgers. Hierdoor zijn sinds 2011 tienduizenden mensen omgekomen en miljoenen mensen op de vlucht geslagen. Het bewijsmateriaal voor deze beschuldigingen is onder meer verzameld door het International, Impartial and Independent Mechanism (IIIM), de VN-bewijzenbank voor Syrië, en een onafhankelijke onderzoekscommissie ingesteld door de Mensenrechtenraad van de VN.  

Het VN Antifolterverdrag verplicht lidstaten om iedere vorm van foltering en andere grove mensenrechtenschendingen -zoals uiteengezet in het verdrag- te voorkomen, te onderzoeken en te bestraffen. Bij een geschil of vermeende overtreding van het verdrag door een van de lidstaten, moeten andere lidstaten eerst door middel van onderhandeling met de betreffende lidstaat proberen tot een oplossing te komen. Lukt dit niet, dan is arbitrage - een proces waarbij de partijen in een geschil zich kunnen wenden tot onafhankelijke experts om tot een vreedzame oplossing te komen - de volgende stap. Nederland en Canada hebben ruim twee jaar geprobeerd om door middel van onderhandelingen met Syrië tot een oplossing te komen. Dat is niet gelukt. Vervolgens stemde Syrië niet binnen de gestelde termijn van 6 maanden in met het voorstel tot arbitrage. De volgende stap is volgens artikel 30 van het Antifolterverdrag een zaak bij het Internationaal Gerechtshof. Nederland en Canada eisen nu via een uitspraak van dit hof dat Syrië haar verplichtingen onder het VN Antifolterverdrag nakomt.   

Hoe werkt het Internationaal Gerechtshof?

Nederland en Canada verzoeken het Internationaal Gerechtshof om Syrië - vooruitlopend op een oordeel - verschillende voorlopige maatregelen (provisional measures) op te leggen. Allereerst willen ze dat het hof Syrië verplicht om iedere vorm van foltering en andere onmenselijke behandeling te stoppen en tegen te gaan. Daarnaast verzoeken Nederland en Canada het hof om Syrië te verplichten tot het stoppen met willekeurige detentie van demonstranten en politieke tegenstanders en om internationale waarnemers toegang te verlenen tot detentiefaciliteiten. Ook willen Nederland en Canada dat nabestaanden informatie krijgen over de begraafplaats van iedereen die gestorven is na een arrestatie of ziekenhuisopname, en dat de Syrische regering geen bewijsmateriaal en informatie met betrekking tot de zaak vernietigd.  

Omdat een eindvonnis in dit soort complexe, internationale zaken vaak jaren op zich laat wachten, werken de voorlopige maatregelen als een soort spoedprocedure of kort geding. Net als bij andere gevallen van urgentie of wanneer sprake is van doorgaande en onherstelbare afbreuk aan mensenrechten die zo snel mogelijk gestopt moet worden. Via deze procedure vragen staten het ICJ zich zo snel mogelijk over de zaak te buigen.  

Het verschil tussen het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof

In Den Haag zetelen verschillende internationale hoven en tribunalen. Het Internationaal Gerechtshof (ICJ) en het Internationaal Strafhof (International Criminal Court, ICC) worden vaak met elkaar verward, maar er zijn belangrijke verschillen. Het ICJ behandelt juridische geschillen tussen lidstaten en organen van de VN. Het ICC kan individuen - waaronder staatshoofden - strafrechtelijk vervolgen voor specifieke misdaden, namelijk oorlogsmisdrijven, misdaden tegen de menselijkheid en genocide. Wanneer iemand schuldig wordt bevonden kan het ICC een gevangenisstraf opleggen. Dat kan het ICJ niet.

In het geval van Syrië heeft het Strafhof geen jurisdictie (rechtsmacht) ondanks het feit dat er ruimschoots bewijs is van oorlogsmisdrijven en misdaden tegen de menselijkheid. Syrië erkent het Internationaal Strafhof namelijk niet. Daarom kan de Openbare Aanklager van het ICC niet zelf onderzoeken tegen Syrië beginnen. Ook de mogelijkheid om via de VN-Veiligheidsraad een strafproces tegen President Assad en andere leden van het Syrische regime in te stellen bij het Strafhof is tot op heden afgesloten. In 2014 stemden China en Rusland (permanente leden van de Veiligheidsraad) namelijk met een veto tegen het voorstel van Frankrijk om de zaak door te verwijzen naar het Strafhof. Het voorstel werd gesteund door 65 andere VN-lidstaten en, met uitzondering van Rusland en China, de dertien andere leden van de VN-Veiligheidsraad.  

Met het besluit om naar het Internationaal Gerechtshof te stappen proberen Nederland en Canada alsnog gerechtigheid en genoegdoening voor Syrische nabestaanden en overlevenden te bewerkstelligen. Ook proberen zij hiermee te voorkomen dat de misdaden van het Assad-regime onbestraft blijven. De uitspraken van het ICJ zijn internationaal gezaghebbend en bindend voor VN-lidstaten.  

Universele Jurisdictie

Ook op nationaal niveau kunnen internationale oorlogsmisdrijven en misdaden tegen de menselijkheid vervolgd worden. Dit kan volgens het principe van ‘universele jurisdictie’. In februari 2020 arresteerden de Duitse en de Franse politie bijvoorbeeld de Syrische ambtenaren Anwar Raslan en Eyad al-Gharib. Zij werden beiden in Duitsland aangeklaagd voor misdaden tegen de menselijkheid voor het martelen van gevangenen die vastzaten in de beruchte al-Khatib-gevangenis in Damascus. In 2021 werd al-Gharib veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar voor medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven. Raslan kreeg in 2022 levenslang. In andere landen, zoals Frankrijk en Zwitserland, spelen soortgelijke zaken. Overlevenden van het Assad-regime juichen deze processen toe, als een belangrijke vorm van gerechtigheid en genoegdoening. Hoewel in Nederland wel verschillende leden van terroristische groeperingen zijn vervolgd voor internationale misdrijven in Syrië, zijn er hier nog niet eerder ambtenaren van het Assad-regime vervolgd. Landen hanteren in de praktijk verschillende invullingen van het principe van universele jurisdictie. In Nederland heeft het OM rechtsmacht in universele jurisdictie zaken als de verdachte of het slachtoffer de Nederlandse nationaliteit hebben of zich in Nederland bevinden. 

Syriërs in Nederland

De stap van Nederland en Canada is een belangrijke poging tot genoegdoening voor grove mensenrechtenschendingen, ook voor de tienduizenden Syrische vluchtelingen die in Nederland wonen. Voor de mensenrechtenbescherming is het van groot belang dat zij in een stabiele en veilige situatie  worden opgevangen en dat statushouders (uit Syrië gevluchte mensen die hier een verblijfsvergunning hebben gekregen) zo snel mogelijk door kunnen stromen naar een woning om te beginnen aan hun inburgering en zich te richten op hun toekomst.