Asiel

Asielzoekers in Nederland hebben recht op bescherming van hun lichamelijke en geestelijke integriteit. Dat betekent dat ze op een veilige en gezonde manier moeten kunnen verblijven in de opvang tijdens hun procedure. Op dit moment voldoet de overheid niet aan de minimumnormen voor opvang, en dat heeft grote gevolgen voor de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van vluchtelingen. Hun mensenrechten worden onvoldoende beschermd.

Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) is verantwoordelijk voor de opvang van asielzoekers in Nederland. Als de vluchtelingenstatus van een asielzoeker tijdens de procedure kan worden vastgesteld, wordt diegene statushouder. Het is de bedoeling dat statushouders zo snel mogelijk doorstromen vanuit de asielopvang naar een woning in de gemeente waaraan het COA hen koppelt, zodat zij aan hun inburgering kunnen beginnen.

Actualiteit

Er is een groot tekort aan opvangplekken in Nederland. In mei 2022 bereikte de asielopvang een dieptepunt. Mensen sliepen voor het aanmeldcentrum in Ter Apel buiten op de grond, omdat er geen plekken beschikbaar waren. Er waren grote zorgen over de hygiëne en mensen kregen onvoldoende gezond eten. Nog steeds is de situatie zeer ernstig: asielzoekers en statushouders verblijven langere tijd in (crisis)noodopvang waar hun mensenrechten onvoldoende beschermd worden. Personen in de opvang worden vaak verplaatst tussen verschillende (tijdelijke) locaties. In het bijzonder zijn er zorgen over groepen in een kwetsbare situatie, zoals kinderen, vrouwen en LHBTIQ+’ers. 

Het tekort aan opvangplekken, en daardoor gebruik van opvang van slechte kwaliteit, is de afgelopen jaren onder andere ontstaan door langlopende procedures bij de immigratie- en naturalisatiedienst, het afschalen van structurele opvang zodra er een dal was in het aantal asielzoekers, en een tekort aan woningen zodat mensen niet konden uitstromen. 

Mensenrechten in de praktijk

Op dit moment voldoet de overheid niet aan de minimumnormen voor opvang en dat heeft grote gevolgen voor de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van vluchtelingen. Daarnaast verblijven veel statushouders langdurig in opvang, omdat gemeenten onvoldoende woningen beschikbaar stellen. Daardoor kunnen zij niet beginnen met inburgeren. 

Het College voor de Rechten van de Mens heeft samen met de Nationale Ombudsman en Kinderombudsman de groep Afghaanse evacuees die in de zomer van 2021 naar Nederland zijn gehaald gevolgd. Ondanks het feit dat zij bijna onmiddellijk statushouder konden worden, worden meer dan tweehonderd van hen al anderhalf jaar verplaatst van noodopvang naar noodopvang. Hun recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt hierbij niet beschermd. Zij moeten met veel mensen een kamer delen, of slapen zelfs in slaapzalen. Hun nachtrust wordt hierdoor ernstig verstoord.  Er zijn vrijwel geen mogelijkheden voor dagbesteding en het is voor hen moeilijk hun leven in te richten op een manier die bij hen past. Zij kunnen bijvoorbeeld vaak niet zelf koken. De effecten hiervan zijn groot. Gebrek aan privacy, autonomie, stabiliteit en rust in de opvang leiden voor velen van hen tot ernstige depressieve klachten en schade aan de ontwikkeling van kinderen.  

Hoe langer het verblijf in de (crisis)noodopvang duurt, hoe meer mensenrechten in het gedrang komen. Dit geldt voor veel meer asielzoekers en statushouders: de overheid kan hun rechten op dit moment niet garanderen. Daarom roept het College het kabinet op om minimumverplichtingen voor asielopvang zo snel mogelijk na te komen.

Gelijke behandeling

De overheid moet er ook voor zorgen dat alle mensen die worden opgevangen in ons land gelijk behandeld worden. Deze gelijke behandeling staat onder druk. De overheid mag niet aanmoedigen dat gemeenten een voorkeur uitspreken voor asielzoekers van een bepaalde afkomst, zoals uit Oekraïne. Deze groep heeft een bijzondere juridische status waardoor zij niet automatisch de asielprocedure in gaan maar tijdelijk worden opgevangen en tijdens de oorlog in Nederland mogen verblijven en werken. Dit betekent echter niet dat andere asielzoekers minder recht hebben op opvang van goede kwaliteit.  

Oplossingen

Het kabinet wil opvangcapaciteit uitbreiden en tegelijkertijd voor alle mensen die wachten op een sociale huurwoning huisvesting creëren. Dit moedigt het College aan. De staatssecretaris van Asiel en Migratie heeft eind 2022 een wetsvoorstel gemaakt dat ervoor moet zorgen dat opvangplekken evenrediger over gemeenten worden verspreid, de zogenoemde Spreidingswet. Het College steunt het doel van deze wet, maar waarschuwt dat deze opvang al een mensenrechtelijke verplichting is voor Rijksoverheid én gemeenten, en dat gemeenten geen ‘bonus’ zouden moeten krijgen als zij aan deze verplichting voldoen. Zij krijgen in ruil voor extra opvangplekken geld om vrij te besteden in hun gemeenten, boven op de gemaakte kosten voor de opvangplekken. Dit wekt de indruk dat over harde verplichtingen onderhandeld kan worden. Daarom adviseert het College om in de wet duidelijk te maken dat gemeenten die extra financiële middelen alleen kunnen gebruiken om kleinschalige opvang te realiseren.  

VluchtelingenWerk Nederland heeft een zaak aangespannen tegen de staat om de kwaliteit van opvang te verbeteren. Gerechtshof Den Haag oordeelde hierin in hoger beroep dat de Staat zich aan internationale normen moet houden en benadrukt dat hierbij rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften van asielzoekers in kwetsbare situaties, zoals kinderen en mensen met een beperking. Het Hof heeft ook geoordeeld dat ontheemden uit Oekraïne en reguliere asielzoekers feitelijk ongelijk worden behandeld. Voor dit verschil in behandeling bestaat geen objectieve rechtvaardiging. Het College verwelkomt deze principiële uitspraak. Het Hof ziet in de aankomende Spreidingswet een oplossing om de ongelijke behandeling op te heffen: gemeenten worden dan niet alleen verantwoordelijk voor de opvang van Oekraïners, maar ook voor andere groepen.  

Structurele opvangvoorziening

Het College heeft de staatssecretaris van Asiel & Migratie opgeroepen een systeem van structurele opvang te realiseren. Hierbij is het van belang om rekening te houden met onvermijdelijke pieken en dalen. Daarom zou de overheid de capaciteit niet onmiddellijk dienen af te schalen als de instroom tijdelijk afneemt. Wanneer er structurele opvangvoorziening is die voldoet aan de minimumnormen, hoeft het kabinet niet meer terug te grijpen op noodoplossingen. Het College vindt dat kleinschalige opvang daarbij ook een mogelijkheid moet zijn. Het College adviseert de overheid om bij de uitvoering van de Spreidingswet goed te luisteren naar de creatieve ideeën die gemeenten hebben om de opvangcrisis op te lossen. Het College ontvangt signalen van gemeenten die voorstellen doen die worden afgewezen omdat ze bijvoorbeeld te kleinschalig zijn, terwijl dit in sommige gevallen mogelijk wel oplossingen kan bieden. Het College verwelkomt de bouw van woningen voor de huisvesting van zowel statushouders als andere groepen. De overheid moet ervoor zorgen dat er woonruimte is voor iedereen.