Toegankelijke informatie en communicatie in risicovolle situaties
Verdieping
Naast premier Mark Rutte en RIVM-directeur Jaap van Dissel stond maandag 9 maart 2020 géén gebarentolk tijdens de live persconferentie over het coronavirus. Mensen met een auditieve beperking en belangenbehartigers verbaasden zich daarover. Het ontbreken van de gebarentolk is inderdaad niet in lijn met het VN-verdrag handicap. In deze ‘toegelicht’, toegespitst op de situatie van mensen met auditieve beperkingen, legt het College uit wat er in het VN-verdrag handicap staat over toegankelijkheid van informatie en communicatie en wat in dit opzicht van de overheid mag worden verwacht in crisis- en noodsituaties.
Wat speelt er?
Nederland is momenteel in de ban van het coronavirus. De overheid geeft via verschillende kanalen informatie over de stand van zaken, bijvoorbeeld via persconferenties en door berichten op het internet. Zo weten burgers waar zij aan toe zijn, welke maatregelen de overheid neemt en wat zij zelf kunnen doen.
Verschillende mensen meldden bij het College ontoegankelijkheid van informatie en communicatie over het coronavirus voor mensen met een auditieve beperking. Zo wilde een vrouw met een auditieve beperking van de rijksoverheid informatie over het coronavirus. Zij mailde naar het College: “Ze zeggen steeds dat ik via familie of buren moet bellen. Of zelf iets moet regelen met de huisarts." Eerder kregen wij soortgelijke signalen over de informatievoorziening rondom de tramaanslag in Utrecht in 2019.
Wat heeft dit met mensenrechten te maken?
Uit het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap volgt dat de overheid maatregelen moet nemen om mensen met een beperking in staat te stellen om zelfstandig informatie over crisis- en noodsituaties te kunnen zoeken en ontvangen. Ook volgt uit het verdrag dat daarbij rekening moet worden gehouden met de communicatievoorkeuren van mensen met een beperking.
Wat staat er in het VN-verdrag?
De overheid moet zorgen dat mensen met een beperking toegang hebben
Toegankelijkheid is één van de grondbeginselen genoemd in artikel 3 van het VN-verdrag handicap en is als recht opgenomen in artikel 9 van het verdrag. De overheid moet passende maatregelen nemen om toegankelijkheid voor mensen met een beperking op voet van gelijkheid met anderen te garanderen. Daarbij gaat het ook om toegankelijkheid tot informatie en communicatie.
Mensen met een beperking moeten ook beschermd worden in crisissituaties
Over risicovolle situaties gaat artikel 11 van het VN-verdrag handicap. Staten die partij zijn bij het verdrag moeten alle nodige maatregelen nemen om de bescherming en veiligheid van mensen met een beperking in risicovolle situaties te waarborgen. Uit deze twee artikelen samen volgt dat de overheid maatregelen moet nemen zodat mensen met een beperking, zoals een auditieve beperking, informatie krijgen in risicovolle situaties.
Geef voorrang aan toegankelijkheid in crisissituaties
De algemene toegankelijkheid van de samenleving moet volgens het verdrag actief worden verbeterd. Daarbij hoort onder andere dat de overheid de algemene toegankelijkheid geleidelijk verbetert en waar nodig specifieke maatregelen treft. Omdat risicovolle situaties naar hun aard ernstig zijn, ligt het voor de hand dat de overheid met voorrang werkt aan maatregelen gericht op die situaties.
Mensen met een beperking moeten zichzelf kunnen redden
Persoonlijke autonomie met inbegrip van de onafhankelijkheid van personen is net als toegankelijkheid een grondbeginsel van het verdrag (artikel 3). Dit beginsel en het recht op toegankelijkheid dat mensen met een beperking op voet van gelijkheid met anderen hebben, maken dat mensen met een (auditieve of andere) beperking informatie zelfstandig tot zich moeten kunnen nemen. Anders gezegd: de maatregelen die de overheid moet nemen om informatie in risicovolle situaties toegankelijk te maken behoren gericht te zijn op zelfstandige toegang tot informatie. Toegang tot informatie via familie of vrienden is geen zelfstandige toegang.
Stem middel af op ontvanger
Van belang is ook artikel 21 van het verdrag. Dat gaat onder andere over toegang tot informatie door middel van communicatiemiddelen naar keuze van mensen met een beperking. Staten die partij zijn bij het verdrag moeten maatregelen nemen om voor het publiek bedoelde informatie tijdig en zonder extra kosten te verschaffen in toegankelijke vormen en met technologieën die geschikt zijn voor de verschillende soorten beperkingen.
Zorg dat informatie snel beschikbaar is
Informatie over risicovolle situaties is bij uitstek voor het publiek bedoelde informatie. Deze informatie moet zo spoedig mogelijk toegankelijk zijn in risicovolle situaties. Snelheid is daarbij een belangrijke factor. Denk voor mensen met auditieve beperkingen aan de aanwezigheid van een tolk Nederlandse gebarentaal tijdens persconferenties. Of denk aan een schrijftolk (iemand die gesproken tekst uitschrijft). Mensen met een visuele beperking geven aan dat zij vaak gebaat zijn bij audiodescriptie (iemand die beschrijft wat er gebeurt, dus ook voor de persconferentie: wie er plaatsnemen achter de microfoons, wanneer het gaat beginnen).
En betrek mensen met een auditieve, visuele of verstandelijke beperking zelf bij het vinden van manieren om voor het publiek bedoelde informatie tijdig (in geval van een noodsituatie: direct) en in een toegankelijke vorm te verschaffen (artikel 4, lid 3 van het verdrag). Mensen met verschillende beperkingen hebben immers verschillende communicatievoorkeuren.
Wat doet het College?
Het College is toezichthouder op de uitvoering van het VN-verdrag handicap in Nederland. In het kader van deze toezichthoudende taak brengt het College elk jaar een rapportage uit. De rapportage van 2019 ging over de toegankelijkheid van goederen en diensten, waaronder toegankelijke (digitale) informatie en communicatie. Het College riep publieke en private aanbieders van goederen en diensten op om toegankelijkheid van informatie voor noodsituaties met voorrang te borgen voor mensen met beperkingen. Over toegankelijkheid van informatie in risicovolle situaties is en blijft het College in gesprek, onder andere met vertegenwoordigers van ministeries.