Persvrijheid en het recht op bronbescherming

Verdieping

Persvrijheid is een belangrijk onderdeel van een goed functionerende democratische rechtsstaat. Soms kan persvrijheid echter botsen met andere belangen van de staat, bijvoorbeeld de veiligheid en openbare orde, zoals bij de recente gijzeling van NOS-journalist Robert Bas. In dit toegelicht kijkt het College terug op de gijzeling en bekijkt welke mensenrechten een rol spelen.

Wat is er aan de hand?

NOS-verslaggever Robert Bas is op donderdag 24 oktober 2019 op last van de rechter-commissaris in Rotterdam een dag in gijzeling genomen, omdat hij weigerde te getuigen in een strafzaak. Het gaat om de zogeheten ‘vergismoord’ op ggz-directeur Rob Zweekhorst in 2014. Het Openbaar Ministerie had Bas opgeroepen om te getuigen, maar Bas weigerde, omdat hij anders de identiteit van zijn bron zou moeten prijsgeven. Bas beriep zich daarbij op zijn verschoningsrecht, het recht dat onder andere aan journalisten toekomt om vragen van de rechter niet te beantwoorden.

De rechter-commissaris was echter van oordeel dat het verschoningsrecht niet opgaat, omdat de rechtbank al van één van de bronnen weet wie het is en omdat het OM de inhoud van een aantal afgeluisterde gesprekken tussen Bas en de bron al in het dossier heeft opgenomen. Verschillende media en individuele journalisten hebben geprotesteerd tegen de gijzelneming van Bas. De rapporteur voor de persvrijheid van de Raad van Europa heeft de beslissing veroordeeld. De rechtbank heeft de gijzeling inmiddels opgeheven.

Welke mensenrechten spelen een rol?

Bronbescherming is een belangrijk onderdeel van de persvrijheid. Journalisten kunnen in sommige situaties hun werk niet goed doen als ze niet vertrouwelijk met bronnen kunnen praten. Zo kan de veiligheid van zowel de bron als de journalist in gevaar komen als de identiteit van de bron bekend wordt. De persvrijheid is zelf weer onderdeel van het recht op vrijheid van meningsuiting, en is vastgelegd in onder andere artikel 19 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) en artikel 10 van Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in 1996 in de zaak Goodwin tegen het Verenigd Koninkrijk ook expliciet bevestigd dat bronbescherming door een journalist een recht is dat onder artikel 10 valt.

Wanneer moet een journalist toch vertellen wie zijn of haar bron is?

Bronbescherming is echter niet absoluut. Journalisten kunnen onder omstandigheden toch worden gedwongen om hun bronnen prijs te geven. Dat kan bijvoorbeeld als de politie of het OM moet optreden tegen een zeer ernstig strafbaar feit, dat op korte termijn de nationale veiligheid of de veiligheid van personen bedreigt. In zulke gevallen kan de politie of het Openbaar Ministerie dwangmiddelen inzetten. Zo kan de politie de journalist afluisteren of gijzelen tot de journalist zelf de bron prijsgeeft. De lat hiervoor ligt echter hoog. De rechter moet steeds in individuele gevallen besluiten of het ook echt noodzakelijk is, zoals ook in de zaak-Bas is gebeurd.

Wat vindt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens?

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft de afgelopen jaren Nederland een aantal keren op de vingers getikt, omdat Nederland het recht op bronbescherming van journalisten schond. De meest relevante voor de zaak-Bas is de zaak Voskuil tegen Nederland uit 2007. In deze zaak veroordeelde het Hof de staat voor het gijzelen van AD-journalist Koen Voskuil, die had geweigerd voor de rechter de naam van een bron binnen de politie te noemen. Het Hof oordeelde dat het belang van de staat om de identiteit van de bron van Voskuil te kennen niet opwoog tegen het belang van Voskuil om zijn werk als journalist goed te kunnen doen. Het Hof overwoog daarbij dat het proces waar Voskuil in moest getuigen, ook zonder deze informatie onbelemmerd door had kunnen gaan.

Het Hof heeft Nederland  twee keer veroordeeld voor het schenden van artikel 10 in verband met bronbescherming. In de zaak Sanoma tegen Nederland uit 2010 oordeelde het Hof dat een inval van de politie bij het blad AutoWeek en de arrestatie van de hoofdredacteur een schending was van het EVRM, omdat er geen sprake was van een ernstige dreiging was voor de veiligheid van personen. In de zaak De Telegraaf tegen Nederland uit 2012 veroordeelde het Hof de staat wegens een dwangbevel aan journalisten Joost de Haas en Bart Mos om broninformatie vrij te geven, en de daarop volgende gijzeling. Ook hier zag het EHRM onvoldoende belang, onder andere omdat de politie en het OM andere methoden konden gebruiken om aan de benodigde informatie te komen.

Wat heeft Nederland gedaan na de veroordelingen?

Mede naar aanleiding van deze uitspraken is het Wetboek van Strafvordering gewijzigd en het recht op bronbescherming wettelijk vastgelegd. Op basis van die wijziging kunnen journalisten zich verschonen (dus niet antwoorden) in een strafproces, als ze daarmee een bron zouden moeten prijsgeven. Het is vervolgens aan de rechter-commissaris om af te wegen of het verschoningsrecht in een bepaalde situatie van toepassing is, en of er geen ‘zwaarwegend maatschappelijk belang’ is dat boven dat recht gaat. Deze bepalingen stonden ook centraal in de zaak rond Robert Bas.

Welke vragen waren in de zaak Bas relevant?

De achterliggende vraag is of rechters het recht op bronbescherming in de Nederlandse wetgeving op dezelfde manier uitleggen als het EHRM dat doet. Welk ‘zwaarwegend maatschappelijk belang’ is bijvoorbeeld in het geding? Heeft een journalist nog recht op bronbescherming, als de politie of het OM bepaalde informatie over de bron al kent? Bij het beantwoorden van die vragen is niet alleen de Nederlandse wet van belang, maar ook de hierboven genoemde EVRM-uitspraken. In de zaak rond Robert Bas is de rechtbank van oordeel geweest dat het belang van de staat niet zwaarwegend genoeg was, tegenover de persvrijheid van Robert Bas.

Wat doet het College?

Het College heeft in de Jaarlijkse Rapportage 2017 gepleit voor het wettelijk vastleggen van het recht op bronbescherming. Het College heeft er ook op gewezen dat persvrijheid in het algemeen in Nederland onder druk komt te staan. Enerzijds neemt het aantal bedreigingen van journalisten toe, anderzijds worden journalisten vaker geweerd van bijeenkomsten en beperkt in hun mogelijkheden om kritische vragen te stellen. Het onderwerp blijft de aandacht houden van het College.