Tweede Kamer neemt nieuwe terrorismebestrijdingswet aan

Verdieping

14 februari 2018 debatteerde de Tweede Kamer over het wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme. Op 21 februari 2018 is dit wetsvoorstel door de Tweede Kamer aangenomen.  Het wetsvoorstel gaat nu naar de Eerste Kamer.

Wat speelt er?

Het belangrijkste punt is dat dit wetsvoorstel de mogelijkheden voor voorlopige hechtenis van terrorismeverdachten uitbreidt. Het gaat daarbij om de verschillende perioden die een persoon voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de strafzaak vast kan zitten.

Met deze wet kan een persoon maximaal 44 dagen in voorlopige hechtenis worden gehouden, terwijl er geen sterke verdenking tegen de verdachte is. Onder de huidige wet is dit maximaal 14 dagen. Ook verruimt het wetsvoorstel de mogelijkheden tot het verrichten van DNA-onderzoek bij terrorismeverdachten.

Op het wetsvoorstel is gereageerd door onder meer de Raad van State, de Raad voor de Rechtspraak en de Nederlandse Orde van Advocaten. De Raad van State stelt vast dat het wetsvoorstel inbreuk maakt op een aantal fundamentele grondrechten. Dit soort inbreuken zijn alleen toegestaan als dat noodzakelijk is. De Raad van State vindt de noodzaak van de maatregelen in deze wet onvoldoende onderbouwd. Dit wordt ook benadrukt door de Orde van Advocaten. De Raad voor de Rechtspraak waarschuwt om voorlopige hechtenis niet als een makkelijke maatregel te zien en daar zorgvuldig mee om te gaan. Er bestaat bijvoorbeeld het risico dat een onschuldige voor langere periode van zijn vrijheid wordt beroofd.

Wat heeft dit met mensenrechten te maken?

Een verdachte in voorlopige hechtenis, is nog niet definitief veroordeeld. Hij is in afwachting van zijn proces, maar toch zit hij al gevangen. Het feit dat een verdachte al vast zit, staat op gespannen voet met zijn recht op vrijheid en het recht om voor onschuldig te worden gehouden totdat het tegendeel bewezen is. Daarnaast wordt met DNA-onderzoek inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer.

Welke wetten en verdragen zijn relevant?

Het uitgangspunt dat een verdachte onschuldig is totdat het tegendeel bewezen is (de onschuldpresumptie):

  • Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
  • Artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR)

Het recht op vrijheid:

  • Artikel 15 Grondwet
  • Artikel 5 EVRM
  • Artikel 9 IVBPR

Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer:

  • Artikel 8 EVRM

Wat doet het College?

Dit wetsvoorstel past in een reeks van terrorismebestrijdingswetten die de afgelopen jaren in werking zijn getreden. Deze wetten, of onderdelen daarvan, hebben forse gevolgen voor de bescherming van mensenrechten. Het College heeft ten aanzien van een aantal van deze eerdere wetten adviezen gegeven waarin het wijst op de mensenrechtelijke knelpunten. Ook stelt het College vraagtekens bij de noodzaak en het effect van nieuwe maatregelen.