TU Delft voldoet niet aan onderzoeksplicht en discrimineert student met beperking

Studenten met een beperking of chronische ziekte komen nog steeds veel obstakels tegen in het onderwijs. Onderwijsinstellingen zijn verplicht om met studenten met een beperking te bespreken wat voor aanpassingen zij nodig hebben en of deze gerealiseerd kunnen worden. Een student aan de Technische Universiteit Delft vindt dat zijn universiteit hierin tekortschiet en vraagt het College om te beoordelen of hij is gediscrimineerd vanwege zijn handicap en chronische ziekte.

Twee studenten werken aan een bureau in de bibliotheek van een universiteit
Beeld: ©Robin Utrecht / ANP

Wat is er gebeurd?

Een student wil een premaster volgen aan de Technische Universiteit Delft (TU Delft). Voor aanvang van de studie legt hij de TU Delft uit dat hij PTSS, de ziekte van Crohn, ADD en dyslexie heeft. Hij vraagt de TU Delft of hij de premaster op een ander tempo kan volgen dan de gebruikelijke studieduur vanwege zijn beperkingen. De TU Delft geeft aan dat de studie binnen 2 jaar moet worden afgerond en dat een student een verzoek tot verlenging van 1 jaar kan indienen. 

Beperkte belastbaarheid

Als de student in september 2020 start aan de premaster stelt een studentenarts vast dat zijn studiebelastbaarheid beperkt is. Hij legt per e-mail uit dat hij geen mentale rust kan vinden, omdat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt. Nadat de student vanwege burn-out klachten de studie heeft gepauzeerd en via zijn advocaat aan de TU Delft vraagt om een frisse start, besluit de TU Delft in april 2021 een voorwaardelijke verlenging van de studieduur te verlenen. De studiebelastbaarheid van de student vermindert en uiteindelijk verlengt de TU Delft de studieduur nog twee keer.  

Doeltreffende aanpassing

Volgens de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz) is een onderwijsinstelling verplicht om een doeltreffende aanpassing te verrichten als een student met een beperking daarom vraagt.  

De onderwijsinstelling is verplicht om met de student met een beperking te bespreken wat voor aanpassing(en) die nodig heeft en of deze gerealiseerd kunnen worden. Als de aanpassingen niet gerealiseerd kunnen worden, bijvoorbeeld omdat ze erg duur zijn (onevenredig belastend), dan moet de instelling samen met de student op zoek naar andere oplossingen (onderzoeksplicht). Doet de onderwijsinstelling dit niet, dan kan het zijn dat daarmee wordt gediscrimineerd op grond van handicap of chronische ziekte. 

Discriminatie?

De student vindt dat de TU Delft hem discrimineert, omdat de TU Delft al vanaf februari 2020 weet dat hij een doeltreffende aanpassing nodig heeft, maar niet tijdig onderzoek heeft verricht naar de gevraagde aanpassing.  

De TU Delft meent dat zij de student niet discrimineert, omdat zij er in eerste instantie vanuit ging dat de huidige regels genoeg ruimte bieden voor de student om de premaster met succes te doorlopen.

Oordeel

Het College stelt vast dat de student meerdere malen om een aanpassing heeft gevraagd om buiten de standaardregels over de studieduur te treden. Ook heeft de TU Delft in de periode februari 2020 tot april 2021 geen verlenging van de studieduur verleend aan de student en de situatie niet verder onderzocht. Hierdoor oordeelt het College dat de TU Delft niet heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht en dus sprake is van verboden onderscheid.

Lees het volledige oordeel: oordeel 2024-29

Stel de ontwikkeling en mogelijkheden van studenten met een beperking voorop

Als toezichthouder op de uitvoering van het VN-verdrag handicap ontvangt het College regelmatig meldingen. Ook ontvangt het College verzoeken van (ouders van) leerlingen en studenten om een oordeel in het licht van het gelijke behandelingsrecht. Veel van die meldingen en verzoeken gaan over het feit dat ze van hun onderwijsinstelling niet de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben.  

Het recht op onderwijs betekent volgens het VN-verdrag handicap dat de ontwikkeling en mogelijkheden van de student voorop staan. Het is belangrijk dat de student zo vroeg mogelijk kenbaar maakt dat aanpassingen nodig zijn. Vervolgens moeten de onderwijsinstelling en de student samen kijken wat nodig en mogelijk is. Soms zijn ook andere partijen betrokken zoals samenwerkingsverbanden en gemeenten. Los van individuele zaken moet de overheid toewerken naar een stelsel van inclusief onderwijs, ook in het hoger onderwijs. Daarbij is het belangrijk dat er nauw overleg is met studenten met een beperking en hun representatieve organisaties.