Ziekenhuis discrimineert man door hevige pijn niet serieus te nemen vanwege psychiatrische voorgeschiedenis

De man krijgt na een darmoperatie hevige buikpijn. Het ziekenhuis neemt zijn pijn jarenlang niet serieus, tot een kijkoperatie uitwijst dat er een medisch voorwerp is achtergebleven in zijn lichaam. De man vindt dat er sprake is van kokervisie met betrekking tot zijn mentale voorgeschiedenis en vraagt het College om te beoordelen of hij is gediscrimineerd op grond van handicap of chronische ziekte. Hij wil hiermee voorkomen dat anderen hetzelfde overkomt. 

Drie artsen in een operatiekamer. Twee artsen behandelen een patiënt op de operatie tafel, de derde arts sluit een infuus aan.
Beeld: ©Patricia Rehe / ANP

De man heeft in het verleden psychiatrische klachten gehad. De laatste behandeling vond plaats in 2009 en in 2013 is de medicatie voor de klachten volledig afgebouwd.

Wat is er gebeurd?

De operatie 

De man werd in 2013 geopereerd vanwege endeldarmkanker. Na de operatie, waarbij een deel van de endeldarm werd verwijderd, kreeg de man hevige pijn in zijn buik. Omdat de pijn aanhield werd hij maar liefst 25 keer opgenomen in het ziekenhuis, tot er in mei 2017 een kijkonderzoek plaatsvond. Tijdens dat onderzoek wordt er een medisch voorwerp gevonden in de darmen van de man ter hoogte van de operatienaad.  

Klachtenprocedure

Na het kijkonderzoek dient de man in de periode van mei 2017 tot oktober 2019 meerdere klachten in bij het ziekenhuis. Van een verzoek tot bemiddeling bij de klachtenfunctionaris, tot een verzoek om schadevergoeding bij de claimfunctionaris en een aansprakelijkheidsstelling voor de materiële en immateriële schade als gevolg van de medische fout en het onzorgvuldig handelen van het ziekenhuis. Als de man in maart 2020 een aangetekende brief indient krijgt hij in april dat jaar reactie dat het niet mogelijk is om een klacht in behandeling te nemen als er nog een aansprakelijkheidszaak loopt. Hoewel de man om toelichting heeft gevraagd, krijgt hij geen reactie. 

Geschillencommissie 

In november 2021 meldt de man het geschil bij de Geschillencommissie Ziekenhuizen. De commissie oordeelt dat het ziekenhuis “toerekenbaar is tekortgeschoten in de behandelrelatie met de man.” Daarnaast oordeelt de commissie dat de man “onjuist is behandeld, door onder andere het voor gek verklaren van iemand met een psychiatrische voorgeschiedenis.” Met het oordeel van de commissie stapt de man naar het College voor de Rechten van de Mens. 

Discriminatie?

Het College toetst de discriminatieklacht van de man aan de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz). Deze wet verbiedt discriminatie op die grond bij het aanbieden van zorg. Omdat de man in het verleden psychische klachten heeft gehad, kan hij een beroep doen op de bescherming van deze wet.  

De klacht van de man bestaat uit drie delen. Het College beoordeelt eerst of er verboden onderscheid is gemaakt bij het verlenen van medische zorg, vervolgens hoe de man is behandeld (bejegening), en tenslotte of het ziekenhuis de klacht van de man zorgvuldig heeft afgehandeld.  

Medische zorg 

Het ziekenhuis heeft tijdens de behandelperiode na de operatie geen medisch onderzoek gedaan naar de pijnklachten van de man, maar aangestuurd op GGZ-psychiatrische hulp of op hulp van een maatschappelijk werker. Op basis hiervan concludeert het College dat het ziekenhuis andere medische keuzes heeft gemaakt dan gebruikelijk, enkel en alleen vanwege het feit dat de man een psychiatrisch verleden heeft. Het College sluit daarmee aan bij de uitspraak van de Geschillencommissie Ziekenhuizen en oordeelt dat het ziekenhuis de man heeft gediscrimineerd bij het verlenen van medische zorg.  

"Normale mensen kunnen dit niet begrijpen"

Bejegening  

De man vindt ook dat hij onjuist is behandeld door het ziekenhuispersoneel. Er zijn meerdere opmerkingen gemaakt waaruit blijkt dat zijn pijn en angst niet serieus genomen werden. Zo heeft een chirurg in het bijzijn van de man gezegd dat zijn pijn voortkomt uit zijn psychiatrisch verleden en dat “normale mensen dit niet kunnen begrijpen”.  

Diezelfde chirurg zei na de kijkoperatie dat de man het lichaamsvreemde voorwerp zelf anaal zou hebben ingebracht. Een familielid van de man bevestigt deze uitspraak in een getuigenverklaring. En hoewel het ziekenhuis tijdens de zitting aangeeft dat het lastig is om achteraf vast te stellen wat er wel en niet is gezegd, betwist zij niet dat deze uitspraken zijn gedaan. 

Het College concludeert dat de opmerkingen van het personeel duidelijk verband houden met het verleden van de man. De opmerking van de behandelend chirurg over het medische voorwerp laat zien dat de man als minderwaardig wordt weggezet en in een negatief daglicht wordt geplaatst. De chirurg suggereerde dat de man jarenlang zichzelf pijn heeft aangedaan, terwijl dit door het toedoen van het ziekenhuis kwam. Het ziekenhuis discrimineert de man daarom ook door hem onjuist te behandelen.  

Klachtafhandeling 

Het verbod op discriminatie houdt niet alleen in dat een zorgverlener niet mag discrimineren, maar ook dat een klacht over discriminatie zorgvuldig moeten worden behandeld. Het ziekenhuis heeft geen onderzoek gedaan naar de klacht van de man en ook geen maatregelen genomen. De klachtafhandeling is daarom onzorgvuldig en in strijd met de gelijkebehandelingswetgeving.  

Lees het hele oordeel 2024-19.

Wat heeft dit met mensenrechten te maken?

Ook vanuit mensenrechtelijk perspectief mag het enkele feit van het (in het verleden) hebben van een beperking geen aanleiding zijn tot een andere medische behandeling. De manier waarop de man door het ziekenhuis is behandeld vanwege zijn psychiatrische verleden doet geen recht aan zijn recht op gezondheid (zie bijvoorbeeld het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en het VN-verdrag inzake de rechten van mensen met een beperking) en zijn recht op eerbiediging van de lichamelijke en geestelijke integriteit (VN-verdrag handicap). 

Het College ontvangt meer signalen van mensen met een psychische kwetsbaarheid rond het (soms dagelijks) ervaren van een stigma over psychiatrische problematiek. Het trainen van specialisten in de zorg, zoals in artikel 25 van het VN-verdrag handicap is genoemd, zou dan ook kunnen bijdragen aan de bestrijding van dit stigma en het waarborgen van de rechten van mensen met een beperking.

Wat zegt het VN-verdrag handicap?

Het VN-verdrag voor de rechten van mensen met een beperking (het VN-verdrag handicap) is een verdrag dat specifiek de mensenrechten voor mensen met een beperking waarborgt. Ook mensen met een psychiatrische kwetsbaarheid vallen onder de reikwijdte van dit verdrag.  

In het VN-verdrag handicap staat onder meer dat mensen met een beperking op voet van gelijkheid moeten deelnemen aan de maatschappij. Meer in het bijzonder staat in artikel 25 van het verdrag onder andere dat mensen met een beperking zonder discriminatie op grond van hun beperking recht hebben op het genot van het hoogst haalbare niveau van gezondheid. Ook artikel 17 van het VN-verdrag handicap speelt een rol: mensen met een beperking hebben op voet van gelijkheid met anderen recht op eerbiediging van de lichamelijke en geestelijke integriteit.