College oordeelt: ziekenhuis discrimineert transgender man bij verlenen van gynaecologische zorg  

Een transgender man met lichaamskenmerken van een vrouw gaat met gynaecologische klachten naar het ziekenhuis. Op een gegeven moment vraagt hij de gynaecoloog om zijn baarmoeder en eierstokken te verwijderen. Het ziekenhuis verwijst hem, zonder lichamelijk onderzoek, door naar de psycholoog in het kader van transgenderzorg. Mag dit? Of is het discriminatie op grond van geslacht? Het College boog zich over deze vraag en oordeelt: discriminatie. 

Wat is er aan de hand?  

De persoon die de discriminatieklacht indient bij het College identificeert zich als transgender man. Hij heeft klachten die verband houden met zijn baarmoeder en eierstokken, zoals hoofdpijn, misselijkheid, somberheid en buikpijn. Hij gaat hiermee naar het ziekenhuis, waar hij wordt behandeld met medicatie. De klachten houden aan, dus enige tijd later vraagt de transgender man de gynaecoloog naar de mogelijkheid om zijn baarmoeder en/of eierstokken te verwijderen. De arts antwoordt dat de transgender man voor deze operatie, in het kader van transgenderzorg, voor een psychologische evaluatie naar een psycholoog moet. Hij voelt zich gediscrimineerd en vraagt het College om te beoordelen of er sprake is van discriminatie op grond van zijn genderidentiteit.

Onderscheid bij het verlenen van medische zorg?  

Een ziekenhuis mag bij het verlenen van medische zorg geen onderscheid maken op grond van geslacht. Hieronder valt ook onderscheid op grond van geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie.   

Het ziekenhuis heeft de vraag van de transgender man, om de baarmoeder en eierstokken te verwijderen, opgevat als een vraag in het kader van transgenderzorg. Daarop is de Kwaliteitsstandaard Transgenderzorg–Somatisch van toepassing. Het ziekenhuis volgt de standaard, wat betekent dat hij eerst een gesprek moet voeren met een psycholoog voordat de operatie wordt verricht. 

De vraag is of daarmee sprake is van onderscheid. Het ziekenhuis vindt van niet. Het voert aan dat het transgenderzorg is gaan bieden – en moest gaan bieden – omdat het er alle schijn van had dat de transgender man de operatie wilde in het kader van zijn lichamelijke transitie. De transgender man drong namelijk aan op de operatie terwijl deze medisch niet geïndiceerd was, aldus het ziekenhuis. Het College volgt dit verweer niet. De gynaecologische zorgvraag van de transgender man was namelijk niet veranderd. Hij heeft door de tijd heen pijn gehouden. Hij heeft om de operatie gevraagd als een mogelijke oplossing voor zijn klachten.   

Doorslaggevend voor het oordeel dat verboden onderscheid is gemaakt, is dat het ziekenhuis bij de transgender man geen lichamelijk onderzoek heeft verricht om de medische noodzaak van een operatie vast te stellen of uit te sluiten. Het ziekenhuis heeft hem doorverwezen naar een psycholoog in het kader van transgenderzorg. Het College stelt vast dat het ziekenhuis de transgender man daarmee anders heeft behandeld op grond van zijn genderidentiteit. En daarmee komt het College tot het oordeel dat het ziekenhuis de transgender man heeft gediscrimineerd op grond van geslacht (directe discriminatie). Lees het hele oordeel van het College: oordeel 2022-48

Ongelijke behandeling van transgender personen  

Er zijn verschillende vormen van ongelijke behandeling van transgender personen in de zorg, zo blijkt uit onderzoek van de European Union Agency For Fundamental Rights (FRA). Dat kan gaan om bejegening, bijvoorbeeld als zorgverleners ongepast nieuwsgierig zijn. Het kan ook gaan om het negeren van de behoeftes en het onder druk zetten om medische of psychologische tests te ondergaan.  

Nog steeds discriminatie ondanks wettelijke aanpassing 

Tot 1 juli 2014 was het voor een aanpassing van het geslacht in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) een vereiste dat een transgender persoon onvruchtbaar was. Dat had tot gevolg dat mensen ongewenste ingrijpende operaties moesten ondergaan. De aanpassing van de wet was een grote stap vooruit voor de bescherming van de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van transgender personen. Toch leidt deze wettelijke aanpassing in de praktijk nog niet altijd tot de best mogelijke zorg als een transgender persoon zich met klachten bij een arts meldt, zoals ook uit dit oordeel blijkt. Uit een onderzoek van Transgender Netwerk Nederland (TNN) blijkt dat meer transgender personen discriminatie in de zorg ervaren, bijvoorbeeld omdat hun klachten niet serieus worden genomen of dat zij – anders dan cis* personen met dezelfde klachten – psychologische hulp moeten vragen. Dit leidt tot onnodig uitstel van de zorg die nodig is, wat nadelige gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de transgender persoon.  

Bied dezelfde kwaliteit van zorg 

Het College roept zorgverleners dan ook op de vraag van de transgender patiënt serieus te nemen en hen dezelfde kwaliteit van zorg te bieden als niet transgender patiënten. Dat betekent dat zij hen niet uitsluitend als een transgender persoon zien en te snel conclusies trekken over de mogelijke oorzaak van klachten. Dit bevordert de menselijke waardigheid en autonomie van transgender personen, twee beginselen die ten grondslag liggen aan alle mensenrechten, waaronder het recht op gezondheid en het recht niet te worden gediscrimineerd. 

* iemand van wie de genderidentiteit overeenkomt met het geboortegeslacht