Ggz-instelling neemt man niet in behandeling vanwege psychosegevoeligheid, discriminatie?

Verdieping

Een man vraagt het College om te beoordelen of een ggz-instelling hem heeft gediscrimineerd vanwege zijn psychosegevoeligheid, door hem af te wijzen voor verslavingsbehandeling in groepen. Hij stelt dat de instelling mensen met psychosegevoeligheid – en dus ook hem zelf - onterecht en op basis van vooroordelen uitsluit.

Wat is er gebeurd?

De man staat onder behandeling bij Pro Persona GGZ voor psychosegevoeligheid. Ook kampt hij met verslaving. Pro Persona verwijst de man voor behandeling van zijn verslaving door naar Stichting GGZ Momentum. Momentum biedt alleen behandeling aan in groepen en de man denkt dat hij daar veel baat bij heeft.

Op de website van Momentum staat dat deze aanbieder mensen met een psychotische stoornis niet in behandeling neemt. Desondanks meldt de man zich aan voor de groepsbehandeling. Naar aanleiding van de aanmelding neemt Momentum contact met hem op. Een dergelijk gesprek volgt standaard wanneer Momentum een aanmelding ontvangt. Doel van zo'n gesprek is om de hulpvraag goed in kaart te brengen en te beoordelen of Momentum de meest passende hulp kan bieden. In dit gesprek komt voor het eerst de psychosegevoeligheid van de man ter sprake. Momentum geeft aan dat intern moet worden overlegd of de man kan worden toegelaten tot het behandelprogramma. Na intern overleg besluit Momentum om hem niet toe te laten. Ondanks deze afwijzing volgt een herbespreking van de casus, maar die leidt tot dezelfde uitkomst. Momentum neemt de man niet in behandeling.

Ongelijke behandeling

De klacht die de man voorlegt aan het College is dat zijn psychosegevoeligheid de reden is dat Momentum hem niet in behandeling neemt en mensen met psychosegevoeligheid per definitie uitsluit van haar reguliere aanbod op gebied van verslavingszorg. Hij is niet uitgenodigd voor een intakegesprek en zijn persoonlijke situatie en omstandigheden zijn niet of onvoldoende meegenomen in de beoordeling. Hij vindt dat hij daarmee anders wordt behandeld dan een ander die in aanmerking wil komen voor de behandeling.

Contra-indicatie

Momentum is het niet met de man eens. Zij stelt dat de man niet in de doelgroep valt waarvoor zij de expertise heeft opgebouwd. Psychosegevoeligheid – in het bijzonder in combinatie met de korte periode waarin de man medicatievrij is - vormt een contra-indicatie, een reden om de man niet te behandelen. Andere redenen voor een contra-indicatie zijn bijvoorbeeld een (veel) te laag lichaamsgewicht of ernstig ontregelde suikerziekte. Een intakegesprek zou volgens de zorgaanbieder in dit geval niet tot een andere uitkomst hebben geleid.

Wet gelijke behandeling handicap of chronische ziekte

Het is bij wet verboden om iemand vanwege een handicap of chronische ziekte op een andere manier te behandelen dan een ander in een vergelijkbare situatie. Dit staat vastgelegd in de Wet gelijke behandeling handicap/chronische ziekte (Wgbh/cz). Momentum moet zich als aanbieder van gezondheidszorg houden aan dit verbod.

Gelijke toegang tot zorg

Het College is geen medisch specialist en kan daarom in beginsel niet bepalen of Momentum een bepaalde situatie als contra-indicatie mag aanmerken. Dat is aan de behandelaar. Uit de Wgbh/cz volgt ook geen verplichting voor aanbieders van geestelijke gezondheidszorg om een bepaalde behandeling aan te bieden of expertise te ontwikkelen. Het College kan aan de hand van de Wgbh/cz wel beoordelen of Momentum bij de toegang tot haar aanbod van verslavingszorg in groepen de man anders heeft behandeld dan andere mensen voor wie andere (mogelijke) contra-indicaties aan de orde zijn.

Oordeel van het College

Het College concludeert dat Momentum na de aanmelding van de man het standaard traject heeft gevolgd. Ook is er aanvullend contact geweest tussen de behandelaar van Pro Persona en Momentum, waarna er een extra beoordeling heeft plaatsgevonden in een (intern) multidisciplinair overleg. Momentum heeft de man daarbij niet anders behandeld dan andere personen bij wie mogelijk een andere contra-indicatie aan de orde is.

Individuele situatie

Het College vindt het ook belangrijk dat Momentum heeft gekeken naar de individuele situatie en omstandigheden van de man en op basis daarvan een afweging heeft gemaakt. De uitsluiting van de man was dus niet categorisch, maar gebaseerd op zijn specifieke omstandigheden. Dat er geen intakegesprek is geweest, maakt dit oordeel niet anders. Zo’n gesprek is gericht op het opstarten van een behandeltraject en niet op het verzamelen van informatie voorafgaand aan de beoordeling van een aanmelding. Daarom oordeelt het College dat Momentum de man niet heeft gediscrimineerd door hem niet in behandeling te nemen vanwege zijn psychosegevoeligheid.