Van blokkades tot online demonstreren: wat mag wel en niet tijdens een demonstratie?

Verdieping

De afgelopen maanden zijn demonstraties in Nederland veel in het nieuws geweest. Denk aan de Black Lives Matter-demonstraties, demonstraties tegen de corona-maatregelen en demonstraties van de boeren tegen de stikstofmaatregelen. Er is veel discussie ontstaan over het houden van deze en andere demonstraties. Wat mag wel en niet tijdens een demonstratie? Is het bijvoorbeeld toegestaan om de weg of de toegang tot gebouwen te blokkeren? En hoe kan het dat sommige demonstraties in verband met het coronavirus worden verboden en andere demonstraties wel door mogen gaan?

In dit stuk licht het College voor de Rechten van de Mens toe wat het belang is van het recht op demonstratievrijheid, welke verplichtingen de overheid heeft en wanneer een demonstratie beperkt of zelfs verboden mag worden.

Wat heeft dit met mensenrechten te maken?

Het recht op demonstratievrijheid is vastgelegd in de Grondwet en in verschillende mensenrechtenverdragen, zoals het Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) en het Internationaal verdrag inzake burger en politieke rechten (IVBPR). Het VN Mensenrechtencomité, de internationale toezichthouder op de implementatie van het IVBPR, heeft onlangs een algemeen commentaar aangenomen over het recht op demonstratievrijheid (General Comment No. 37 on Article 21). In dit algemeen commentaar geeft het comité uitleg over de betekenis en de reikwijdte van het recht op demonstratievrijheid.

Demonstratievrijheid vloeit voort uit het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op vereniging en vergadering. Deze rechten zijn van groot belang voor een democratische samenleving. Het biedt burgers de mogelijkheid te participeren in het publieke debat, aandacht te vragen voor bepaalde onderwerpen en kritiek, ideeën en meningen kenbaar te maken. Het is dan ook aan de overheid om het recht op demonstratievrijheid te garanderen zonder daarbij te discrimineren. Dit betekent dat de overheid ook demonstraties waarin deelnemers aandacht vragen voor impopulaire of minderheidsstandpunten moet toestaan. Het VN Mensenrechtencomité onderstreept ook het belang van verslaglegging van demonstraties, zelfs als deze demonstraties (terecht) verboden zijn. Journalisten en andere verslagleggers mogen dus niet verboden worden om een (verboden) demonstratie bij te wonen en hierover te rapporteren.

De overheid moet demonstraties garanderen en faciliteren

De overheid moet de uitoefening van het recht op demonstratievrijheid faciliteren. Het is niet toegestaan een demonstratie zomaar af te lasten of te verplaatsen naar een onaantrekkelijk tijdstip of een veldje waar niemand je ziet. De demonstranten moeten in het zicht staan van en hoorbaar zijn voor degenen tot wie de demonstratie zich richt. Zo besloot de voorzieningenrechter dat een burgemeester mocht besluiten dat demonstranten die bij een abortuskliniek wilden demonstreren dit mochten doen, maar alleen op 25 meter afstand van de kliniek (uitspraak in de zaak van de abortuskliniek). Het actief aanspreken van bezoekers van de kliniek door de demonstranten zou de bezoekers onevenredig hinderen. Daarnaast waren de demonstranten op de nieuwe plek nog steeds zichtbaar voor de bezoekers van de abortuskliniek.

Bij het faciliteren van een demonstratie hoort ook dat de overheid deelnemers aan een demonstratie beschermt. Als sprake is van tegendemonstraties en vijandige reacties moet de overheid zich inspannen om de demonstratie toch door te laten gaan, bijvoorbeeld door meer politie in te zetten.

Ook online demonstreren verdient bescherming

Het VN-mensenrechtencomité heeft in zijn algemeen commentaar verduidelijkt dat demonstratievrijheid ook betrekking heeft op online bijeenkomsten. Dit is van groot belang voor diegenen die vanwege een fysieke beperking afhankelijk zijn van technologie om hun mening te uiten, of die in tijden van COVID-19 niet fysiek naar een demonstratie kunnen. Daarnaast waarschuwt het Comité dat het recht op privacy ook geldt bij demonstraties. Het is niet toegestaan om zomaar persoonlijke informatie en data over diegenen die betrokken zijn bij demonstraties te verzamelen, behalve als dit met voldoende waarborgen is omkleed.

Gewelddadige demonstraties vallen niet onder de demonstratievrijheid

De bescherming die het recht op demonstratievrijheid biedt komt alleen toe aan vreedzame betogingen. Betogingen waarbij deelnemers gebruik maken van geweld tegen personen of objecten vallen niet onder de bescherming van het recht. Demonstraties mogen ook geen haatgevoelens propageren, gebaseerd op nationale afkomst, ras of godsdienst, die aanzetten tot discriminatie, vijandigheid of geweld. Deze demonstraties mogen door de autoriteiten worden beëindigd. Daarbij geldt wel dat als een of enkele deelnemers van een betoging geweld gebruiken de autoriteiten dit niet mogen toeschrijven aan de hele groep deelnemers aan de betoging. Ook leidt getrek en geduw en verkeershinder er niet zomaar toe dat een demonstratie als gewelddadig bestempeld kan worden.

Het beperken of verbieden van een demonstratie

Het recht op demonstratievrijheid is niet absoluut. Onder strikte voorwaarden mag de overheid een demonstratie beperken of zelfs verbieden. Als de overheid besluit een demonstratie te verbieden of te beperken, dan moet zij in dit besluit duidelijk maken waarom dit gerechtvaardigd en noodzakelijk is. In artikel 9 van de grondwet staat dat de overheid het recht tot betoging mag beperken als dit nodig is om de gezondheid te beschermen, in het belang van het verkeer, of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. In de Wet openbare manifestaties zijn de regels over het beperken van een demonstratie nader uitgewerkt. De overheid mag een demonstratie niet te snel beperken of verbieden en nooit alleen vanwege de inhoud. Uitgangspunt is dat de overheid demonstraties faciliteert en een zekere mate van (verkeers-)hinder en (geluids-)overlast hoort bij een demonstratie.

Bij het nemen van een besluit om een demonstratie te beperken of verbieden zal de overheid een belangenafweging moeten maken. Zo moet de overheid kiezen voor de minst ingrijpende maatregel die zij tot haar beschikking heeft (subsidiariteit). Daarnaast moet de overheid afwegen of de maatregel daadwerkelijk nodig is om het doel, bijvoorbeeld het voorkomen van verkeershinder, te bereiken (proportionaliteit). Zo besloot de rechter dat Farmers Defence Force geen distributiecentra van voedingsmiddelen mocht blokkeren tijdens hun demonstratie (uitspraak in de zaak van Farmers Defence Force). Door deze blokkades zouden bijvoorbeeld ziekenhuizen, bejaardentehuizen en maatschappelijke organisaties geen voedsel geleverd kunnen krijgen. De rechter erkent dat hinder hoort bij een demonstratie, maar stelt eveneens vast dat de schade die zou ontstaan door het platleggen van de distributiecentra te groot is.

Coronavirus

Het beschermen van de gezondheid kan een reden zijn om een demonstratie te verbieden. De voorzieningenrechter besloot onlangs dat het verbieden van een demonstratie in verband met de uitbraak van het coronavirus en daarmee gepaard gaande risico’s gerechtvaardigd was (uitspraak in de zaak van uitbraak coronavirus). De initiatiefnemer van de demonstratie kon niet garanderen dat de deelnemers aan de demonstratie voldoende afstand zouden houden. Corona is echter niet zondermeer voldoende om een demonstratie te verbieden, welke maatregelen nodig zijn moet bij elke demonstratie opnieuw worden beoordeeld (zie uitleg Coronavirus en mensenrechten van het College).

Iedere demonstratie is anders

Al deze voorbeelden laten zien dat de vraag of een beperking of verbod van een demonstratie gerechtvaardigd is afhangt van de specifieke omstandigheden van het geval. Enige hinder en overlast horen bij een demonstratie en de overheid dient zich in te spannen om demonstraties te faciliteren. Maar overlast kan zulke ernstige gevolgen hebben dat ingrijpen door de autoriteiten of zelfs een verbod gerechtvaardigd is. De overheid zal dit bij elke demonstratie opnieuw moeten beoordelen. Rechterlijke toetsing vormt daarbij een belangrijke waarborg om te voorkomen dat de overheid te ver gaande beperkingen of te snel een verbod oplegt.