Stervenshulp bij voltooid leven?

Verdieping

Soms beschouwen mensen hun leven als voltooid. Zij willen dan kunnen sterven. Nu is het nog zo dat in specifieke situaties mensen mogen helpen bij zelfdoding, bijvoorbeeld bij een opeenstapeling van ouderdomsklachten. Sinds decennia discussiëren politici, wetenschappers, zorgverleners en ouderen over de vraag of het kabinet de mogelijkheden om hulp bij zelfdoding te krijgen zou moeten uitbreiden. Zowel artsen als politici geven onderzoekers meerdere keren opdracht deze ingewikkelde kwestie uit te zoeken.

Wat speelt er?

30 januari 2020: ZonMW publiceert onderzoek naar Voltooid Leven.

De Universiteit voor de Humanistiek en het Julius Centrum van het Universitair Medisch Centrum Utrecht presenteren hun conclusies naar aanleiding van hun onderzoek naar de doodswens bij voltooid leven. 

Naar schatting 0,18 procent van alle 55-plussers heeft een doodswens. Dat zijn iets meer dan 10.000 mensen. Ruim een derde van hen zou graag hulp bij zelfdoding krijgen. Twee derde wil het leven zelf kunnen beëindigen.  De onderzoekers schrijven dat de doodswens zoals die in het onderzoek naar voren komt, geen vaststaand gegeven is. Dat verlangen kan verminderen of zelfs verdwijnen als de lichamelijke of financiële situatie van iemand erop vooruitgaat, de woonsituatie verbetert, of als mensen zich minder eenzaam of afhankelijk voelen.

Verder blijkt uit het onderzoek dat de groep ouderen met een doodswens "zeker geen gezonde groep" is. Het gaat vooral om mensen die naast mentale klachten ook fysieke klachten hebben, maar ze zijn niet ernstig ziek beëindigen.

Hugo de Jonge, minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zegt toe in het voorjaar met een uitgebreide reactie te komen. D66 had al aangegeven met een initiatiefwetsvoorstel te komen. 

Welke rol spelen mensenrechten?

Autonomie

Autonomie of zelfbeschikking verwijst in het politiek-maatschappelijke debat over stervenshulp bij voltooid leven naar de vrijheid om zelf te beschikken over het eigen lichaam en naar beëindiging van het eigen leven op een zelfgekozen tijdstip en wijze.

Menselijke waardigheid

Menselijke waardigheid komt in het politiek-maatschappelijke debat over levensbeëindiging op verschillende manieren aan de orde: als menswaardig leven, verlies van waardigheid en als menswaardig overlijden en menswaardige levensbeëindiging (met professionele stervenshulp, in plaats van risicovolle levensbeëindiging door mensen zelf). 

Menselijke waardigheid is het fundament van alle mensenrechten: op grond van de intrinsieke waardigheid die mensen als mens hebben, bezitten zij mensenrechten. 

Menselijke waardigheid is tegelijkertijd ook het doel van mensenrechten: mensenrechten beogen de waardigheid van mensen te beschermen en te bevorderen. De beschermwaardigheid van menselijk leven en de taak van de overheid hierbij hebben alles te maken met de intrinsieke waardigheid van mensen. Deze maakt dat het menselijk leven een gemeenschapswaarde vormt die de overheid dient te beschermen.

Het recht op leven

Het recht op leven behoort tot de meest fundamentele rechten van de mens. Het legt staten zowel een verbod op om moedwillig mensen te doden (negatieve verplichting) als ook de verplichting om passende maatregelen te nemen om het leven van alle mensen binnen de nationale rechtsmacht te beschermen (positieve verplichting). 

Hiertoe behoort de verplichting om preventieve maatregelen te nemen ter bescherming van individuen wier leven gevaar loopt. In het politiek-maatschappelijk debat over stervenshulp bij voltooid leven wordt benadrukt dat de overheid het leven van kwetsbare, oudere mensen dient te beschermen tegen druk van naasten en maatschappelijke druk om gebruik te maken van de mogelijkheid van euthanasie. De overheid moet mensen ook beschermen tegen een onvrijwillige en niet-weloverwogen keuze voor euthanasie.

Eerbiediging van het privéleven

De bescherming van het recht op privéleven omvat vele aspecten van het persoonlijk leven, waaronder het recht op lichamelijke integriteit en het recht op persoonlijke autonomie, dat onder meer het respecteren van een oorspronkelijke persoonlijke beslissing tot beëindiging van het eigen leven kan omvatten. 

Naar dit aspect van het privéleven wordt verwezen in het politiek-maatschappelijke debat over stervenshulp bij voltooid leven. Het heeft als voornaamste doel om het individu te beschermen tegen arbitraire inmenging door de staat of anderen. Maar daarnaast omvat het ook positieve verplichtingen voor de staat om onder meer iemands recht op lichamelijke integriteit effectief te beschermen tegen aantasting daarvan door anderen.

Wat is de betekenis van mensenrechten voor de discussie over voltooid leven?

De relevante mensenrechtennormen geven geen eenduidige richting aan voor de discussie over stervenshulp bij voltooid leven. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft tot nu toe geen enkele zaak beoordeeld over de (on)toelaatbaarheid van euthanasie waarbij een arts betrokken is.

De zaken waarover dit Hof heeft geoordeeld hebben betrekking op levensbeëindiging met hulp van familieleden of op vrije toegang tot dodelijke middelen waarmee men zijn leven kan beëindigen; al deze zaken staan op het factsheet “End of Life and the European Convention on Human Rights”.

Deze uitspraken kunnen de betekenis van mensenrechten voor stervenshulp bij een voltooid leven wel helpen te verduidelijken. Het gaat dan met name om de betekenis van het recht op leven en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in hun onderlinge samenhang. Conclusie: ruime beslissingsvrijheid voor nationale overheden.

Ruime beslissingsvrijheid voor nationale overheden

Concluderend, de vaste lijn in de uitspraken van het Hof over hulp bij zelfdoding door een niet-arts kunnen richting geven aan een mensenrechtelijke beoordeling hiervan:

  • Er komt nationale overheden een aanzienlijke mate van keuzevrijheid (‘margin of appreciation’) toe om zelf te beslissen of zij hulp bij zelfdoding toestaan of niet;
  • Een staat heeft geen positieve verplichting tot het creëren van voorzieningen om (waardige) zelfdoding in het algemeen of in geval van ‘voltooid leven’ in het bijzonder te faciliteren, maar een staat heeft wel de vrijheid om die voorzieningen te creëren.

Bij de afweging die staten zelf mogen maken met betrekking tot de bescherming van het leven en de keuzevrijheid ten aanzien van het beëindigen van het eigen leven, moeten staten wel voldoen aan de eisen die uit art. 2 en 8 EVRM voortvloeien.

Dit betekent dat als de Nederlandse wetgever ervoor kiest om op grond van het recht op privéleven en persoonlijke autonomie stervenshulp voor gezonde mensen met een ‘voltooid leven’ te faciliteren, hij op grond van art. 2 EVRM (recht op leven) de plicht heeft om het systeem zodanig in te richten dat vormen van oneigenlijke beïnvloeding of onvrijwilligheid worden uitgesloten, door middel van goede procedurele waarborgen en controlemechanismen.

Het kabinet moet duidelijke richtlijnen en procedures maken die garanderen dat een persoon die zijn leven wenst te beëindigen, dit doet uit eigen vrije wil en met volledig begrip van de implicaties.

Meer informatie