Discriminatie bij de verhuur van woningen: behoorlijke huisvesting is een mensenrecht

Verdieping

Discriminatie van mensen met een migratieachtergrond is een groot, structureel maatschappelijk probleem. Dat sollicitanten met een migratieachtergrond structureel benadeeld worden op de arbeidsmarkt, is al langer bekend. Maar ook op de woning(verhuur) markt blijken mensen te worden gediscrimineerd vanwege hun afkomst.

Uit een recente steekproef die het consumentenprogramma Radar in april 2019 hield onder 20 verhuurmakelaars, bleek dat negentig procent van deze verhuurmakelaars meegaat in een verzoek om de woning niet te verhuren aan woningzoekenden met een migratieachtergrond. Eerder onderzoek van het weekblad De Groene Amsterdammer uit 2018 liet hetzelfde beeld zien: dat de kansen op de woningmarkt voor mensen met een migratieachtergrond significant kleiner zijn dan voor anderen.

Wat speelt er?

Het overgrote deel van de 20 door Radar  gebelde verhuurmakelaars vond het verzoek om de woning niet te verhuren aan mensen met een migratieachtergrond geen probleem, en reageerde er begripvol en instemmend op. Sommigen  lieten daarbij weten hoe ze huurders voorselecteren: “Wij zullen het niet in de advertentie plaatsen, want dat is discriminatie. Het zal discreet gebeuren. Bijvoorbeeld door een hoge borg te vragen.” Uit deze steekproef van Radar blijkt wederom dat verhuurmakelaars zich er van bewust zijn dat ze discrimineren, maar het desondanks toch doen. In 2018 kwam uit uitgebreider onderzoek van De Groene Amsterdammer hetzelfde beeld naar voren.

Discriminatie bij het huren van een huis

De Groene Amsterdammer onderzocht in 2018 twee kanten van discriminatie op de woningmarkt. Zowel de reactie van verhuurmakelaars op een fictief discriminerend verzoek, als de reacties op een woningzoekende met een migratieachtergrond werden onderzocht. Uit het eerste onderzoek bleek dat van de 50 verhuurmakelaars, er 46 meegaan met een discriminerende verzoek (92%). De onderzoekers deden zich hierbij voor als een potentiële klant die voor minimaal twee jaar naar de Verenigde Staten gaat en zijn woning wil verhuren, maar liever niet aan een “allochtone” huurder.

In het tweede onderzoek stond het perspectief van de verhuurders centraal. Hiervoor werden zowel makelaars als particuliere verhuurders benaderd. Er werd gekeken of zij positiever reageerden op Jaap of Rachid, wanneer die een woning wilden bezichtigen. Rachid en Jaap reageerden voor dit onderzoek allebei op 250 woningadvertenties. Jaap kreeg in 65% van de gevallen een positieve reactie, terwijl Rachid slechts in 46% van de gevallen een positieve reactie kreeg. Onder een positieve reactie rekenden de onderzoekers: een bevestiging dat de woning nog beschikbaar was, een verzoek om meer informatie, of een uitnodiging voor een bezichtiging.

Aantonen van discriminatie

Discriminatie is niet eenvoudig aan te tonen. Als afkomst of religie de reden is om een potentiële huurder af te wijzen, zal de verhuurder dit meestal niet hardop zeggen. In uitzonderingsgevallen gebeurt dit wel. Zo gaf een verhuurder van een kamer aan deze niet te willen verhuren aan een vrouw met een hoofddoek. Deze vrouw diende daarop een zaak in bij het College voor de Rechten van de Mens. Het College oordeelde dat er sprake was van discriminatie. Als er niet expliciet wordt verwezen naar afkomst, is het lastiger om aan te tonen dat het om discriminatie gaat. Toch blijft melden belangrijk, omdat het de problematiek zichtbaar maakt en soms aanleiding is voor verder onderzoek.

Bewust of onbewust: het effect van discriminatie is leidend

Een voorkeur voor een huurder van Nederlandse afkomst kan ook onbewust tot stand komen. In dat geval kan zowel de verhuurder als de potentiële huurder niet aangeven of er sprake is van discriminatie. Praktijktests, zoals zijn toegepast in het tweede deel van het Groene-onderzoek en de Radar-steekproef, zijn een methode waarmee wel inzichtelijk gemaakt kan worden of discriminatie een rol speelt bij de verhuur.

Bij deze tests is het mogelijk om alle andere factoren die van invloed zijn op de kansen op de verhuur uit te sluiten, en alleen de invloed van etnische afkomst te meten. Ook internationaal wordt dit type onderzoek gebruikt om discriminatie op de woningmarkt in beeld te brengen. Onderzoek uit Zwedenonderzoek uit Spanje en onderzoek uit Noorwegen geeft eenzelfde beeld als het onderzoek van De Groene Amsterdammer.

Wat heeft dit met mensenrechten te maken

Mensen hebben het recht op behoorlijke huisvesting. Dat betekent dat je het recht hebt om ergens veilig, vreedzaam en waardig te kunnen leven. Bij het zoeken naar een huis, heb je het recht gelijk te worden behandeld en mag je niet gediscrimineerd worden op basis van etnische afkomst. Dit recht wordt geschonden, als blijkt dat mensen vanwege hun migratie-achtergrond minder kans hebben op de woningmarkt dan anderen.

Wat doet het College

Het recht om niet gediscrimineerd te worden bij het zoeken naar een woning is vastgelegd, in de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB). Sinds 2011 is er een wetswijziging in werking getreden waardoor de wet nog strikter is wanneer het gaat om discriminatie op grond van afkomst bij de verhuur van woningen. In de wet is nu opgenomen dat de enkele verwijzing naar het privékarakter van de verhuur (bijvoorbeeld omdat verhuurder en huurder de woning delen) niet afdoende is om een beroep te doen op die uitzondering.

Wat kun je zelf doen

Als je denkt dat je te maken hebt met discriminatie, kun je dit melden bij het College. Het College behandelt klachten van mensen die vermoeden gediscrimineerd te zijn bij het verkrijgen (huren of kopen) van een woning en kan in individuele gevallen een oordeel geven.