‘Ruim 30% van de mensen die ik verhoor heeft een psychische of verstandelijke beperking’

Verdieping

Vaak heeft de politie te maken met mensen die een licht verstandelijke beperking (LVB) hebben en/of psychisch kwetsbaar zijn. Maar in hun opleiding leren agenten en rechercheurs niet hoe ze met hen om moeten gaan. Wel kunnen ze vrijblijvend bij de Politieacademie een eenmalige training volgen. 

Deze reportage is gemaakt naar aanleiding van de monitor 2022 over het VN-verdrag handicap. In deze monitor stelde het College dat mensen met een beperking niet volledig toegang hebben tot rechtsbescherming. Er kwam onder meer naar voren dat mensen werkzaam bij de politie, justitie, de advocatuur en de Rechtspraak nog niet altijd structureel worden getraind in de omgang met en de rechten van mensen met een beperking, terwijl dit een verplichting is van het VN-verdrag handicap. Een belangrijke aanbeveling van het College was dan ook om standaard en op terugkerende basis trainingen te ontwikkelen. De Politieacademie zet stappen in de goede richting en biedt vrijblijvende trainingen aan. Voor deze reportage liepen wij een dag mee.  

Komt een vrouw bij de politie. Of eigenlijk een meisje nog. Lucienne heet ze. Ze is krap achttien jaar en oogt zenuwachtig. Haar vaal paarse sweater zit losjes, en verder draagt ze een spijkerbroek en gympen. 

Gisteren heeft ze in het winkelcentrum van Apeldoorn gezien hoe drie jongens ruzie maakten bij de Albert Heijn. Een jongen werd neergestoken, waarna de andere twee wegrenden, vlak langs haar heen. 

Nu zit ze tegenover een agent. Ter plekke had de politie haar namelijk gevraagd of ze vandaag naar het bureau wilde komen voor een getuigenverklaring. Een beetje spannend vindt Lucienne dat wel. ‘Straks komen die jongens nog achter mij aan.’ 

De agent reageert begripvol en probeert haar op haar gemak te stellen door over koetjes en kalfjes te praten. Onrustig blijft zij intussen maar ratelen. ‘Heet u Koos? O zo heet mijn oom ook.’ Waarna ze vertelt over die oom. En als de diender vraagt waar ze woont, neemt ze de vraag net iets te letterlijk. ‘Gewoon in een huis. Ik weet niet wie dat gebouwd heeft, dus ik kan er niet zoveel over vertellen.’ Dan vraagt Lucienne ineens of de agent een pistool op zak heeft. ‘Want jullie mogen schieten, toch? Dat heb ik bij Flikken Maastricht gezien.’ 

De diender doet zijn uiterste best om het gesprek in goede banen te leiden. Maar het is ingewikkeld. Want ze praten duidelijk langs elkaar heen. ‘Time out’, zegt de trainer dan ineens. 

Lucienne bestaat niet echt. Ze is een fictief personage ontwikkeld voor de training ‘Communiceren met kwetsbare personen in de opsporing’. Elf politiemensen volgen die training vandaag bij de Politieacademie die in een voormalig klooster in Apeldoorn huist.  

Een voor een mogen ze de 18-jarige Lucienne verhoren die gespeeld wordt door actrice Anneloes. Zij speelt vaker personages met een psychische of verstandelijke beperking. ‘Ook weleens een vrouw met borderline.’ Ze heeft verschillende documentaires gezien om zich in psychische kwetsbaarheid te verdiepen. 

Vooraf stemde Anneloes op de gang nog snel met de twee trainers af hoe ze Lucienne vandaag moest spelen. ‘Heeft ze vanmorgen haar Ritalintje geslikt?’, vraagt ze. ‘Dan voer ik haar iets rustiger op.’ 

Actrice Anneloes als de fictieve 18-jarige Lucienne die gisteren een steekpartij zag en nu wordt verhoord

Drie dagen 

De elf deelnemers zaten toen al in het klassieke klaslokaal met systeemplafond en grijze vloerbedekking. Het zijn zowel wijkagenten als rechercheurs uit het hele land die naar de schoolbanken zijn teruggekeerd voor de training die drie dagen duurt. Op de eerste twee dagen kregen ze theorie. Ze leerden over mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB), en op dag twee ging het over autisme en ADHD.

Vandaag brengen ze de geleerde lessen in praktijk en verhoren ze Lucienne, die niet alleen ADHD heeft maar ook een LVB. ‘Bij mijn geboorte kreeg ik te weinig zuurstof’, flapt ze er in een van de verhooroefeningen uit. ‘Dat heeft mijn moeder me verteld.’ Ze heeft daardoor het sociaal-emotionele niveau van een meisje van zeven jaar.

Het VN-verdrag handicap verplicht dat politiemensen (maar ook andere mensen die in de juridische sector werken onder wie rechters en officieren van justitie) getraind worden in de rechten van en de omgang met mensen met een beperking.

Het VN-verdrag handicap verplicht dat politiemensen (maar ook andere mensen die in de juridische sector werken onder wie rechters en officieren van justitie) getraind worden in de rechten van en de omgang met mensen met een beperking, en dus ook mensen met een LVB of psychische kwetsbaarheid. En dan niet alleen een losse training, maar op regelmatige basis. In Nederland is zelfs deze eenmalige training echter niet verplicht. De elf agenten en rechercheurs die vandaag meedoen hebben zich vrijwillig aangemeld.

En dat terwijl de meeste deelnemers heel vaak tegenover iemand staan met een LVB en/of een psychische kwetsbaarheid. ‘Ik denk dat ruim 30 procent van alle mensen die ik verhoor bij die groep hoort’, zegt een van de rechercheurs die meedoet. Haar collega naast haar vermoedt dat dat nog een voorzichtige schatting is. ‘Waarschijnlijk ligt dat percentage nog veel hoger.’ Wat hen betreft zou niet alleen iedereen bij de politie deze training moeten volgen, maar moeten ze in de dagelijkse praktijk ook veel meer tijd krijgen voor zulke verhoren. ‘Dat is enorm lastig nu. Er is heel veel druk van de leiding om een zaak snel op te lossen. Maar als we iets meer mogen investeren in het maken van contact tijdens een verhoor zouden we juist enorm veel tijd kunnen winnen.’ 

Tegen een muur aan 

Een wijkagent is de volgende die Lucienne mag verhoren. Actrice Anneloes schuift haar stoel op een paar meter afstand tegenover hem. Voor hij begint zegt hij nog erachter te willen komen welke psychische beperking Lucienne heeft.  

‘Gewoon met anderen’, zegt ze op zijn vraag met wie ze woont. Wie zijn dat, vraagt hij door. ‘Tanja, Peter en Lieke’, somt ze op. ‘Maar Lieke is heel stom. Ze heeft ook autisme.’  

‘Ook autisme?’ reageert de agent scherp. ‘Ja, zij heeft autisme.’ Hij laat het daarbij en vraagt nog wel hoe vaak Lucienne haar ouders ziet? ‘Hoe vaak? Wat bedoel je?’  
‘Nou wanneer heb je hen voor het laatst gezien’, vraagt de wijkagent. 
‘Weet ik niet.’ 
‘Echt niet?’ 
Het gesprek loopt vast. 

‘Je loopt vaak tegen een muur aan bij mensen met een kwetsbaarheid’, zegt hij even later terugblikkend. ‘Dat blijft ingewikkeld.’ 

De trainers raden hem aan gerichte open vragen te stellen, en haar meer te volgen. ‘Je hoeft minder hard te werken dan je denkt. Lucienne heeft weinig tijdsbesef. Op een vraag hoe vaak ze iets doet, of wanneer ze iets voor het laatst deed, kan ze vastlopen. Als je dat merkt, kun je dat beter laten gaan. Anders zou ze gefrustreerd kunnen raken en dichtklappen.’ 

‘Moeten we zo’n meisje eigenlijk wel ondervragen op deze manier’, vraagt een andere deelnemer. ‘Lucienne is achttien, maar overziet misschien helemaal niet wat de gevolgen kunnen zijn van dit verhoor. Als ze iets jonger was geweest hadden we haar ouders erbij moeten halen. Schenden we haar rechten niet op deze manier?’ 

De trainers raden aan om in zo’n geval altijd te overleggen met de officier van justitie, een recherchepsycholoog of een rechercheur die een opleiding tot het verhoren van een kwetsbare getuige of een kwetsbare verdachte heeft gevolgd. Zij zijn wel uitgebreid opgeleid en kunnen bij het verhoor aanhaken of advies geven. Maar er is slechts een beperkt aantal van deze specialistische verhoorders, waardoor reguliere rechercheurs vaak zelf het verhoor moeten afnemen. 

Mes aan twee kanten 

‘Als je het gevoel hebt dat iemand als Lucienne te kwetsbaar is, dan kun je er uiteindelijk in overleg met de officier van justitie voor kiezen om haar niet te verhoren’, zegt een trainer.

‘Maar als zij nou de enige getuige was van het steekincident’, reageert een andere deelnemer. ‘Dan kunnen we haar toch niet zomaar laten gaan?’ 

Het mes kan ook aan twee kanten snijden, zegt een van de deelnemers. ‘Als wij haar op haar gemak kunnen stellen en respectvol met haar omgaan dan kunnen we veel meer aan haar hebben in de opsporing.’

Een getuige als Lucienne zou zij in het verleden snel naar huis hebben gestuurd, zegt ze. ‘Als iemand me niet kan vertellen hoe vaak ze haar ouders ziet, heb je niets aan haar als getuige, dacht ik dan. Terwijl ze misschien het hele verhaal kan vertellen en ons in de juiste richting kan sturen.’ 

‘Jullie zijn gewend om in een verhoor snel ter zake te komen. Maar als je eerst even contact maakt, zal Lucienne uiteindelijk misschien wel veel meer vertellen.'

Daarom is het belangrijk om even de tijd te nemen, zegt de andere trainer. ‘Jullie zijn gewend om in een verhoor snel ter zake te komen. Maar als je eerst even contact maakt, zal Lucienne uiteindelijk misschien wel veel meer vertellen. Intussen kun je in dat voorgesprekje al veel te weten komen en een inschatting maken hoe betrouwbaar Lucienne is en welke beperking ze wellicht heeft.’ 

Medicijnen 

De volgende rechercheur die Lucienne probeert te ondervragen heeft al bedacht hoe ze dat laatste kan achterhalen. Ze vraagt door over Luciennes huisgenote Lieke die autisme heeft. ‘Slikt zij misschien medicijnen?’  

‘Niet dat ik weet’, reageert Lucienne. 
‘En jij dan?’ 
‘Ja ik wel’, zegt ze in sneltreinvaart. ‘Vanmorgen een pilletje. Daar word ik rustiger van. Op mijn telefoon zit een alarm dus dan weet ik wanneer ik de volgende moet nemen. Drie keer per dag moet dat. Dat is wel vervelend hoor.’ 

En zo ontdekt de groep dat ze waarschijnlijk ADHD heeft. ‘Maar wat dan nog’, reageert iemand als ze terugblikken op het verhoor. ‘De ene persoon met ADHD is de andere toch niet. Volgens mij moeten we helemaal niet zo focussen op het hokje.’ 

De trainers knikken instemmend. ‘Het gaat inderdaad meer om wat iemand nodig heeft voor het verhoor dan om het labeltje. Je moet proberen goed op diegene af te stemmen, en soms kan het dan wel nuttig zijn om een beetje indicatie te hebben.’ 

Na de lunch gaan de deelnemers weer aan de tafels zitten die nog altijd in een u-vorm staan gericht naar het schoolbord. De trainer vertelt dat waar ze ’s morgens oefenden op het maken van contact, de agenten en rechercheurs Lucienne nu moeten proberen uit te horen over het steekincident zelf. 

Ook hier is het weer belangrijk om tijd te nemen. ‘Durf een beetje achterover te leunen’, raadt ze de deelnemers aan. ‘Laat haar vertellen en interrumpeer haar vooral niet te veel. Want dan kan ze zomaar ineens dichtslaan. Als Lucienne aanvoelt dat je in haar ogen te snel wilt gaan, zou haar dat juist kunnen afremmen.’ 

Vrouw met winkelwagentje 

Een rechercheur doet een eerste poging. Lucienne gaat voor haar zitten en beschrijft wat ze gezien heeft gisteren. ‘Die ene jongen stak zomaar die andere neer.’ Ze doet voor met haar hand hoe dat ging. ‘Daarna renden ze heel snel weg. Zo langs me heen. Niet normaal toch? Die andere jongen zakte zo in elkaar. Daarna werd hij door iemand geholpen.’ 
Wie hielp hem toen, vraagt de rechercheur. ‘Dat weet ik niet’ reageert Lucienne eerlijk.  
‘En als je er nou nog even heel goed over nadenkt?’ Stilte. ‘Nou misschien die ene vrouw met dat winkelwagentje’, zegt Lucienne aarzelend. ‘Die zal hem denk ik hebben geholpen, toch?’ 
‘Nou dat weet ik niet’, reageert de verhoorder snel. ‘Ik was er niet bij.’ 
‘Ja. Zij heeft hem geholpen’, zegt Lucienne stelliger. 

‘Bij mensen met een LVB moet je enorm uitkijken dat ze jou niet naar de mond praten’, zegt ze. ‘Dat is het zogenoemde “compliant-gevaar”.'

De trainer kapt het af. ‘Bij mensen met een LVB moet je enorm uitkijken dat ze jou niet naar de mond praten’, zegt ze. ‘Dat is het zogenoemde “compliant-gevaar”. Net als kinderen kunnen mensen als Lucienne behoorlijk onder de indruk zijn van de politie. Dan zeggen ze dingen waarvan zij denken dat jij die wilt horen. Als Lucienne zegt dat ze het niet weet, moet je dat respecteren. Vraag je door, dan zou ze zomaar iets kunnen gaan verzinnen om maar een antwoord te geven.’ 

‘Eigenlijk hoef je alleen maar te vragen: “En toen?” Ga vooral niet sturen’, zegt de andere trainer. ‘Eventueel kun je haar even terugbrengen in het verhaal. Maar doe dat met niet te veel woorden. Zeg zoiets als: “Terug naar het moment dat die jongen gestoken werd, wat gebeurde er toen?” Je kunt ook andere open vragen stellen als: “Welke geluiden hoorde je?”, “Welke kleren droegen ze?” of “Hoe zag iets eruit?”.’ 

De rechercheur probeert het nog een keer waarna Lucienne het hele verhaal vertelt. De verhoorder hoeft tussendoor slechts drie korte vragen te stellen en laat vooral veel stiltes vallen. ‘Dat voelt heel onnatuurlijk’, zegt ze na afloop. ‘Je moet inderdaad veel minder doen dan je gewend bent.’ 

Oordeel minder snel klaar 

In de koffiepauze vertelt ze dat zij als rechercheur vooral de iets lichtere zaken onderzoekt. ‘Geen moord en doodslag voor mij.’ Hoe vaak ze te maken heeft met mensen met een LVB of psychische kwetsbaarheid, weet ze niet. ‘Maar echt geen 30 procent hoor. Ik denk dat het percentage in de grote steden hoger ligt dan in mijn regio.’ 

‘Al moet ik wel zeggen,’ vervolgt ze, ‘dat ik door deze training anders naar mensen ga kijken.’ Ze vertelt over een jongen die ze verhoorde nadat hij een andere agent op straat had uitgescholden. ‘Op de onbenulligste vragen kon hij geen antwoord geven. Die zal wel dom of simpel zijn, dacht ik dan. Na vandaag zal ik mijn oordeel minder snel klaar hebben en eerder denken aan kwetsbaarheid.’ 

Een rechercheur uit een grote stad knikt. Hij doet wel onderzoek naar heftigere zaken en zegt heel vaak mensen met een LVB te verhoren. ‘Grote criminelen pikken hen eruit. Als aasgieren jagen ze op hen omdat zij voor hen het vuile werk kunnen opknappen.’ 

Hij vertelt over een tiener die hij moest verhoren nadat die een ernstig misdrijf had gepleegd. ‘Die jongen had duidelijk een licht verstandelijke beperking. Op een gegeven moment schoof ik tijdens dat verhoor mijn computer even aan de kant om eens even echt met hem te praten. Toen vertelde hij over hoe ellendig hij het thuis had. Ik had echt met hem te doen.’ 

De rechercheur zegt graag verhoorder kwetsbare verdachten (vkv’er) te willen worden. Deze training is de eerste stap en hij zal hierna nog een andere opleiding moeten volgen voordat hij aan het daadwerkelijke traject kan beginnen. ‘Want vkv’er word je niet zomaar.’ 

Na de pauze mag hij de laatste oefening doen van vandaag. Met Lucienne zal hij proberen om op papier een plattegrond te tekenen van de plaats delict. ‘Maar dat kan zo iemand toch helemaal niet’, zegt een andere deelnemer. ‘We gaan het zien’, zegt een van de trainers. 

Gewoon een rondje 

De rechercheur neemt alle tijd. Hij pakt een vel papier, en vraagt Lucienne de plek te tekenen waar de Albert Heijn stond. Dat doet ze. ‘En op welke hoogte stond jij dan?’ 

‘Huh, hoogte?’, reageert ze. ‘Ik stond gewoon op de grond hoor.’ De rechercheur glimlacht. ‘Ja dat was een beetje een domme vraag van me. Ik bedoelde natuurlijk: op welke plek stond jij?’ 
‘Nou hier’ zegt Lucienne. ‘Moet ik mezelf nu tekenen?’  
‘Nee hoor. Maak maar gewoon een rondje.’ 

Langzaam ontstaat er iets wat moet lijken op een plattegrond. Heel duidelijk is die misschien niet. ‘En toch zou ik er wat aan hebben’, zegt de rechercheur in de nabespreking. ‘Het is me in elk geval duidelijker geworden dat Lucienne veel dichter bij het steekincident stond dan ik tot nu toe begreep. Ze stond er echt met haar neus bovenop en zou dus inderdaad een heel waardevolle getuige zijn geweest.’ 

Tekst en foto door Arend Hulshof 

Geen verplichting

Als rechterlijke handhaver die direct in contact staat met burgers zou de politie verplicht opgeleid moeten worden in de omgang met mensen met een beperking, en ook moeten agenten en rechercheurs weten wat hun rechten zijn.  

Althans dat is wat het VN-verdrag handicap voorschrijft. Maar in de Nederlandse praktijk worden alleen gespecialiseerde rechercheurs daarin echt opgeleid. Alle andere rechercheurs en agenten kunnen weliswaar kiezen voor een training, maar die is niet verplicht. Al was er ook in andere, eerdere opleidingen beperkte aandacht voor het thema. 

Karina Dekens, recherchepsycholoog en docent bij de Politieacademie in Apeldoorn, heeft met twee collega-recherchepsychologen een driedaagse training ‘Communiceren met kwetsbare personen in de opsporing’ ontwikkeld. ‘Met “kwetsbare personen” doelt de politie op minderjarigen, mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB), een ontwikkelingsstoornis – denk aan ADHD of autisme – en/of mensen met een cognitieve functiestoornis zoals dementie of niet aangeboren hersenletsel’, legt ze uit. ‘Maar in de training gaat het vooral om LVB, autisme en ADHD. Want die kwetsbaarheden komen rechercheurs en agenten het vaakst tegen in de praktijk.’ 

Zelf zijn mensen met een psychische of verstandelijke beperking niet betrokken geweest bij de ontwikkeling van de training. Ook zijn ze niet aanwezig bij de trainingsdagen zelf. Hoewel ook dat iets is wat het VN-verdrag voorschrijft. ‘Als het haalbaar zou zijn dan zouden we dat ook in deze korte training zeker doen’, zegt Dekens. ‘Maar de vraag is of we dan nog wel de leerdoelen halen. Vergeet niet dat we uiteindelijk een academie zijn. In drie dagen geven we mensen tips hoe ze met iemand met een LVB moeten communiceren. In het ideale geval zouden we de deelnemers natuurlijk laten oefenen met iemand met een LVB. Maar dat is heel ingewikkeld. Moeten we diegene dan de rol laten spelen? We kozen er bewust voor om een actrice dat te laten doen zodat agenten kunnen oefenen met de verhoortechnieken en daarop professionele feedback krijgen. En de training wordt altijd gegeven door docenten die professioneel werken of hebben gewerkt met mensen met een kwetsbaarheid. Zij kunnen de vertaalslag maken naar wat de deelnemers nodig hebben in hun dagelijkse politiewerk.’ 

Bij de veel uitgebreidere opleidingen voor het verhoren van kwetsbare verdachten en getuigen zijn wel mensen met een LVB betrokken, zegt Dekens. ‘Daar oefenen onze studenten met leerlingen van een instelling gesprekstechnieken. Ook lopen ze verplicht stage op een werklocatie of zorginstelling waar mensen met een kwetsbaarheid wonen en werken.’ 

Dekens vindt dat iedere agent en rechercheur een vorm van training zou moeten krijgen om op een goeie manier met kwetsbare mensen te kunnen communiceren. ‘In de praktijk komen ze heel vaak in aanraking met mensen met een verstandelijke of psychische beperking. En hoewel veel politiemensen al gauw denken dat de gesprekken met hen niet zo heel moeilijk zullen zijn, blijken die toch vaak ingewikkeld te zijn.’ 

Ook rechters, officieren van justitie, advocaten en andere mensen in de juridische sector zouden daarin getraind moeten worden, schrijft het verdrag handicap voor. In het verleden heeft ze met een collega zulke trainingen gegeven op de opleiding voor rechters en officieren van justitie (SSR) – ook zij zouden volgens het verdrag handicap hierin structureel moeten worden opgeleid. ‘Ik weet eigenlijk niet waarom dat is gestopt. Maar ik zou die training zo weer kunnen geven.’