Interview: ‘De vrije meningsuiting is doorgeslagen op het internet en beperkt de rechten van anderen’

Verdieping

Online pestgedrag, scheldkanonnades op Twitter en de verspreiding van nepnieuws. Internet haalt bepaald niet altijd het beste in ons boven. Mariëtte van Huijstee, coördinator bij het Rathenau Instituut, onderzocht ons internetgebruik en komt met aanbevelingen. ‘We zullen elkaar soms moeten aanspreken op immoreel gedrag, net als in de echte wereld.’

Tekst: 'De vrije meningsuiting is doorgeslagen op het internet en beperkt de rechten van anderen'

Mariette van Huijstee ging er even goed voor zitten. Tijdens een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer met haar en andere experts over de rol van sociale media in de samenleving had ze net uitgelegd dat het geen goede zaak is als bedrijven of overheden voor ons gaan bepalen wat wel en geen desinformatie is. ‘Het modereren van content is gewoon een hele tricky business,’ zei Van Huijstee. Ze is coördinator bij het Rathenau Instituut en had een half jaar eerder met vier collega-onderzoekers het rapport Online Ontspoord geschreven over hoe mensen zich online soms misdragen. ‘Er moet democratische controle op die moderatie zijn,’ stelde ze. 

‘Nee, vrije meningsuiting moet niet worden beknot waar die rechtmatig is, maar we kunnen wel kijken naar waarom schokkende meningen het grootste podium krijgen op sociale media.’ 

Extra push

Betekent dat dat alles toelaatbaar is zolang de wet niet wordt overtreden, vroeg een Kamerlid haar daarop. ‘Kijk als u het zo scherp stelt…,’ begon Van Huijstee haar antwoord. Ze vond inderdaad dat platforms alleen in het geval van ‘illegale content’ over moeten gaan tot het verwijderen van berichten. ‘Maar,’ vervolgde ze, ‘nu is het vaak andersom.’ Berichten die opruiend, ongenuanceerd en schokkend zijn, krijgen vaak meer bereik doordat ze van de algoritmes van die platforms een extra push krijgen, legde ze uit. ‘Dat is de andere kant van de medaille,’ vervolgde Van Huijstee. ‘Nee, vrije meningsuiting moet niet worden beknot waar die rechtmatig is, maar we kunnen wel kijken naar de regelaar van welke meningen het grootste podium krijgen.’ 

Anonimiteit

Die algoritmes zijn uiteindelijk slechts een deel van het probleem, zegt Van Huijstee in een Zoom-gesprek, twee maanden na het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer. In het rapport dat ze met haar collega’s maakte, had ze al vastgesteld dat burgers zich op internet om veel meer redenen sneller misdragen dan in de echte wereld. Zo schelden mensen elkaar op straat niet zo snel uit voor van alles en nog wat, terwijl ze daar in de anonimiteit van sociale media minder moeite mee lijken te hebben. 

Internet is volgens Van Huijstee van oudsher een plek waar de overheid zich in principe niet bemoeit met wat er gebeurt. ‘Het is een vrijplaats voor meningen, zonder censuur.’ En dat is prachtig, vervolgt ze, ‘maar inmiddels wordt het steeds duidelijker dat die vrije meningsuiting online is doorgeslagen en dat het de vrijheden en rechten van anderen beperkt. Veel kinderen worden gepest en ook veel volwassenen mijden de online wereld uit vrees voor bijvoorbeeld een golf van hatelijke tweets.’ 

Elkaar aanspreken

Van Huijstee pleit ervoor dat we met elkaar gaan afspreken wat we wel en niet toelaatbaar gedrag vinden op internet. ‘Dat hebben we nog nauwelijks gedaan en is hard nodig. Eigenlijk zitten we als het om ons internetgebruik gaat pas in onze pubertijd,’ legt ze uit. ‘Rond de eeuwwisseling waren we nog peuters. Het grote publiek maakte kennis met het web en vond het prachtig wat er allemaal mogelijk was. Maar inmiddels blijkt er ook een duistere kant aan te zitten. Daar zullen we iets tegen moeten doen.’ 

Mensen die vervallen in online scheldkanonnades krijgen nu te weinig tegenspraak, zegt Van Huijstee. ‘Iemand die in het café begint te schelden, zal door anderen worden aangesproken. Anders zal diegene zich nog minder geremd voelen en zal het uit de hand lopen. Op veel online platforms is dat nu gaande. Net als in het café zullen we elkaar daarom ook in de online wereld soms moeten aanspreken op immoreel gedrag.’ 

Preventie

Ook de overheid kan daar een rol in spelen, zegt Van Huijstee. ‘Nu voelt die zich vaak handelingsverlegen. Doordat internet altijd die vrijplaats is geweest, zijn politie en Justitie huiverig. Ze willen niet het verwijt krijgen dat ze de vrije meningsuiting inperken.’ Probleem is dat er bij overheidsingrijpen te snel wordt gedacht aan surveillance, censuur of strafrechtelijke vervolging, vindt Van Huijstee. ‘Er zijn ook andere, meer preventieve maatregelen.’ Ze maakt nog een vergelijking met de echte wereld. ‘Als je wilt dat mensen minder hard autorijden, kun je boetes uitdelen, maar je kunt in bepaalde straten ook verkeersdrempels plaatsen. Zulke drempels kunnen we ook online plaatsen.’ Zo zouden agenten zich wat haar betreft vaker op platforms kunnen begeven, zonder direct in te grijpen. ‘Zoals wijkagenten dagelijks op straat rondes maken, zo zouden ze ook in bepaalde Telegram-groepen aanwezig kunnen zijn. Niet heimelijk, maar gewoon door zich als agent aan te melden. Dat kan een duidelijk signaal geven. Zoals mensen zich op straat misschien soms ook wat meer geremd voelen als ze verderop een wijkagent zien staan.’ 

Eisen aan algoritmes

Daarnaast zouden overheden met regelgeving eisen kunnen stellen aan de algoritmes van de platforms, zodat bepaalde schadelijke berichten zich niet meer zo razendsnel online kunnen verspreiden. ‘Ook dat kan preventief werken, en die regelgeving is zelfs al in de maak,’ vervolgt ze. ‘De Europese Commissie staat op het punt om de zogeheten Digital Service Act in te voeren. Hoe die er precies uit komt te zien is nog niet zeker, maar het lijkt er sterk op dat de grootste online platforms verplicht zullen worden om de impact van hun activiteiten op de samenleving te onderzoeken. Daar waar die impact negatief is zullen ze maatregelen moeten nemen om die te verminderen. Vervolgens zullen ze daar verantwoording over moeten afleggen, zodat er democratische controle mogelijk is.’ 

Dat is een belangrijke stap, vindt Van Huijstee: ‘Facebook en Twitter kunnen de verantwoordelijkheid dan niet meer bij hun gebruikers leggen. Zij zullen moeten erkennen dat zij een platform bieden aan schadelijke content. Ook zullen ze waarschijnlijk transparant moeten zijn over de werking van hun algoritmes, zodat die waar nodig kunnen worden aangepast.’ 

Geen censuur

Schadelijke content hoeft niet gecensureerd te worden, vervolgt Van Huijstee. ‘Mensen mogen geloven in een complottheorie en mogen daar ook over berichten. Maar als bepaalde content de samenleving dreigt te ontwrichten, dan zouden online platforms de verspreiding ervan wel moeten inperken door hun algoritmes aan te passen of door bijvoorbeeld like buttons anders in te stellen.’ 

En ook dat kan weer onbedoelde bijeffecten hebben, erkent Van Huijstee. Je kunt ook klokkenluiders of dissidenten in dictatoriale landen in de wielen rijden, door hun berichten minder zichtbaarheid te geven. ‘Dat maakt het inderdaad heel ingewikkeld,’ zegt Van Huijstee. ‘Want waar vind je de balans?’ Een passend antwoord zegt ze niet te hebben. ‘En dat bestaat misschien ook wel niet. Zeker is wel dat de huidige situatie evenmin wenselijk is. Nu laten we enkele grote private partijen bepalen wat we online wel en niet te zien krijgen. Partijen die overigens heel veel over ons weten en ons gedrag kunnen sturen met behulp van die slimme algoritmes. We zullen hen moeten afremmen. En nee, het is niet eenvoudig om vast te leggen wanneer welke maatregel wel of niet moet worden genomen. Maar over zulke dilemma’s zullen we wel een open en democratisch debat moeten voeren, bijvoorbeeld in de Tweede Kamer.’ 

Open en democratisch debat

En dan zou het volgens Van Huijstee zomaar kunnen dat we over een tijdje constateren dat sommige platforms de kraan wel erg dicht hebben gedraaid. ‘Als we het daar dan over eens zijn dan kunnen we zeggen dat de kraan weer een beetje open moet, omdat de vrije meningsuiting nu wel erg in het nauw is geraakt. Dit is niet een kwestie van even aftikken; het zal een continu proces zijn dat we voortdurend in de gaten moeten blijven houden.’ 

Transparant

Of dat proces überhaupt van start zal gaan, is nog even spannend, zegt Van Huijstee tot slot. ‘Het valt of staat bij hoe stevig die Digital Service Act opgetuigd zal worden. Pas als de grote online platformen echt transparant moeten worden en verplicht worden hun negatieve effecten op de maatschappij aan te pakken, zal die wet betekenisvol zijn. Pas dan zal Facebook – dat inmiddels Meta heet – de interne onderzoeken die ze hebben gedaan naar het effect van Instagram op tienermeisjes openbaar moeten maken. Nu kwam dat pas naar buiten toen The Wall Street Journal interne documenten kreeg toegespeeld van klokkenluider Francis Haughen. Dat kan echt niet meer.’