College oordeelt in zaak over buitenschoolse opvang in speciaal basisonderwijs

Basisscholen hebben de wettelijke verplichting om buitenschoolse opvang te regelen voor hun leerlingen. Voor het speciaal basisonderwijs bestaat deze verplichting echter niet. Een kinderdagcentrum in Leiden heeft ervoor gekozen om niet langer kinderen op te vangen uit het speciaal basisonderwijs. Een aantal kinderen valt hierdoor tussen wal en schip: ze kunnen niet langer terecht bij het kinderdagcentrum, maar ook niet bij de reguliere kinderopvang vanwege hun zorgvraag. De vader van een jongen met een verstandelijke beperking vraagt het College om te beoordelen of hier sprake is van discriminatie.

Een picknicktafel met daarop twee lunchtrommels en bekers
Beeld: ©Inspectie van het Onderwijs

Wat is er gebeurd?

De 12-jarige zoon van de man heeft een genetische aandoening met als gevolg een verstandelijke beperking. Hij volgt speciaal basisonderwijs op een school in Leiden. Tot september 2021 gaat hij na school naar de naschoolse opvang (NSO) en buitenschoolse opvang (BSO) van een kinderdagcentrum van Stichting Gemiva-SVG Groep. Het kinderdagcentrum biedt opvang voor kinderen van 2 tot 18 jaar met een (ernstige) verstandelijke of meervoudige beperking.

In juni 2021 informeert Gemiva de ouders van de kinderen die onderwijs volgen op de school en de BSO en/of NSO, dat er vanaf 1 september 2021 minder opvangmogelijkheden zijn. De BSO vervalt helemaal en de NSO zal alleen nog op woensdag kinderen opvangen.

Onderscheid tussen kinderen met een lichtere en een zwaardere handicap

De vader van de jongen vindt dat Gemiva zijn zoon heeft gediscrimineerd door hem niet langer toe te laten tot de BSO van het kinderdagcentrum, omdat hij onder de Jeugdwet valt. Kinderen met een Wlz-indicatie, die op dezelfde school onderwijs volgen als zijn zoon, worden wel toegelaten. Volgens de man maakt de stichting hiermee onderscheid tussen kinderen met een lichtere handicap en kinderen met een zwaardere handicap.

Capaciteitsproblemen en hoge tarieven

Stichting Gemiva is het niet met de man eens. Zij heeft tot 1 september 2021 opvang aangeboden aan kinderen in het speciaal onderwijs, omdat voor scholen voor speciaal onderwijs geen wettelijke verplichting bestaat om hun leerlingen BSO aan te bieden. Haar doelgroep zijn echter kinderen met een verstandelijke of meervoudige beperking die zijn aangewezen op opvang en begeleiding van een kinderdagcentrum, omdat zij niet op een school terecht kunnen. Onder deze laatste groep vallen ook de kinderen met een Wlz-indicatie die onderwijs volgen aan basisschool in Leiden, omdat bij deze kinderen nog niet duidelijk is of zij passen binnen het schoolsysteem.

De stichting heeft vanwege verschillende redenen, zoals capaciteitsproblemen en de (ontoereikende) hoogte van de tarieven van de gemeente, besloten om te stoppen met het aanbieden van BSO aan kinderen die wel in staat zijn om naar school te gaan en geen cliënt zijn van haar kinderdagcentrum. Hierdoor kan zij meer kinderen die onder haar doelgroep vallen, opvang aanbieden.

Beoordeling

Een instelling op het gebied van gezondheidszorg, zoals Gemiva, mag geen onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte maken bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot diensten. Het College stelt vast dat Gemiva onderscheid tussen kinderen die binnen het schoolsysteem passen, zoals de zoon van de man, en kinderen die niet binnen het schoolsysteem passen en een Wlz-indicatie hebben. De vraag is nu of dat onderscheid verboden is.

Direct of indirect onderscheid?

Eerst moet het College beoordelen of er sprake is van direct of indirect onderscheid. Het College oordeelt dat er geen sprake van direct onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte, omdat niet alle kinderen die op het speciaal onderwijs zitten een handicap of chronische ziekte hebben. Er zitten ook kinderen op het speciaal onderwijs die gedragsproblemen hebben, waarbij deze problemen niet altijd een handicap of chronische ziekte zijn.

Het College komt wel tot het oordeel dat Gemiva indirect onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte heeft gemaakt. Kinderen die zijn aanwezen op het speciaal onderwijs en een handicap of chronische ziekte hebben, worden hierdoor bijzonder getroffen. Zij kunnen geen gebruik meer maken van de BSO van het kinderdagcentrum, maar kunnen ook niet terecht in de reguliere kinderopvang omdat zij een zorgvraag hebben. Het indirecte onderscheid is echter niet verboden als Gemiva hiervoor een goede reden heeft.

In tegenstelling tot directe discriminatie, is indirecte discriminatie toegestaan als daarvoor een goede onderbouwing is. Dit wordt 'objectieve rechtvaardiging' genoemd.

Heeft de stichting een goede reden voor het gemaakte onderscheid?

De stichting geeft aan dat zij zorg wil aanbieden aan kinderen die onder haar ‘core business’ vallen, onder wie de vijftig kinderen die op haar wachtlijst staan. Dit zijn kinderen die vanwege hun beperkingen niet in staat zijn om naar school te gaan en een Wlz-indicatie hebben. Door niet langer opvang en begeleiding te bieden aan kinderen in het speciaal onderwijs, komt er capaciteit vrij, die kan worden gebruikt voor kinderen die onder haar core business vallen en op haar wachtlijst staan.

De stichting begrijpt het probleem waar de man mee kampt en veel andere ouders van kinderen die speciaal onderwijs volgen. Daarom heeft zij de gemeente Leiden aangeboden om enkele reguliere medewerkers ter beschikking te stellen die vanuit de reguliere kinderopvang BSO verzorgen voor kinderen in het speciaal onderwijs. Hieraan heeft zij de voorwaarde verbonden dat haar medewerkers uit de gemeentekas zouden worden betaald. De gemeente Leiden wil hierin geen verantwoordelijkheid nemen en heeft haar aanbod niet aanvaard.

Geen verboden onderscheid

Het College vindt dat de stichting hiermee een goede reden heeft gegeven voor het indirecte onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte. Gemiva heeft dan ook geen verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte gemaakt door de zoon van de man vanaf 1 september 2021 niet meer toe te laten tot de BSO van het kinderdagcentrum.

Lees het oordeel: 2023-122

Verantwoordelijkheid gemeente

Tijdens de zitting was er ook een vertegenwoordiger van de gemeente Leiden aanwezig als informant. Hij gaf aan dat de gemeente vindt dat de wet op dit vlak tekortschiet. Het ontbreken van een wettelijke plicht voor het speciaal onderwijs om BSO te regelen is een zorg voor de gemeente, maar niet de verantwoordelijkheid van de gemeente. Alleen de wetgever kan namelijk een einde maken aan deze lacune .  

Het VN-verdrag handicap verplicht de overheid om aan de slag te gaan met inclusieve kinderopvang

Inclusief onderwijs

Volgens het VN-verdrag handicap is de overheid verplicht om aan een inclusief onderwijssysteem te werken. Voorschoolse educatie en kinderopvang vallen hier ook onder. Het is dus belangrijk dat de overheid ook aan de slag gaat met inclusieve kinderopvang.

Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OWC) werkt momenteel aan de werkagenda ‘naar inclusief onderwijs 2035’. Hierin staat wat er moet gebeuren om in ons land inclusief onderwijs te realiseren. Het College heeft opgeroepen om bij de uitvoering van de werkagenda ook aan de slag te gaan met inclusieve kinderopvang. Daarnaast werkt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook aan inclusieve kinderopvang, met ook aandacht voor meer buitenschoolse opvang voor kinderen in het speciaal onderwijs. Het College vindt dit een goede ontwikkeling.

Als toezichthouder op de uitvoering van het VN-verdrag handicap volgt het College de ontwikkelingen rondom inclusief onderwijs op de voet. Het College roept de overheid op om in deze plannen extra aandacht te blijven houden voor kinderen die tussen wal en schip vallen.