Drie oordelen in zaken van toeslagenouders: geen directe maar wel indirecte discriminatie door Belastingdienst/Toeslagen

De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich schuldig gemaakt aan indirecte discriminatie in de kinderopvangtoeslagaffaire. Dit blijkt uit de eerste drie zaken van zogenoemde ‘toeslagenouders’ die het College voor de Rechten van de Mens heeft onderzocht en getoetst aan de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB). Het oordeel luidt drie keer: verboden indirect onderscheid op grond van ras. 

Beeld: ©College voor de Rechten van de Mens

Vooronderzoek

Tientallen gedupeerde ouders dienden naar aanleiding van de toeslagenaffaire een klacht in bij het College voor de Rechten van de Mens. Zij vroegen het College om te onderzoeken of zij gediscrimineerd zijn vanwege hun niet-Nederlandse afkomst. In het in september 2022 door het College gepubliceerde vooronderzoek stelde het College op basis van statistische gegevens vast dat mensen met een buitenlandse afkomst (veel) vaker getroffen werden door verschillende onderdelen van de harde fraudeaanpak dan mensen van Nederlandse afkomst. Het College concludeerde dat er voldoende feiten zijn om uit te gaan van een vermoeden van onderscheid bij deze zaken. Dat zorgt ervoor dat de bewijslast omdraait. Het betekent dat niet de ouders moeten bewijzen dat ze gediscrimineerd zijn, maar de Belastingdienst/Toeslagen moet bewijzen dat er niet is gediscrimineerd.  

In het vooronderzoek gaf het College ook aan dat nog niet duidelijk was waardoor de gemeten statistische effecten werden veroorzaakt. Die effecten konden verschillende oorzaken hebben. Er kon sprake zijn van direct onderscheid op grond van buitenlandse afkomst (ras) door de Belastingdienst/Toeslagen. Maar er kon ook sprake zijn van indirect onderscheid. Dat verschil is belangrijk, omdat direct onderscheid op grond van ras bij dit overheidsoptreden altijd verboden is, terwijl indirect onderscheid soms wel is toegestaan. Namelijk in het geval dat er een zogeheten objectieve rechtvaardiging is. 

De drie oordelen 

In de oordelen van vandaag (2023-101, 2023-102 en 2023-103) concludeert het College dat het vermoeden van onderscheid dat uit het vooronderzoek komt, ook op deze drie specifieke zaken van toepassing is. Vervolgens moest de Belastingdienst/Toeslagen bewijzen geen direct onderscheid gemaakt te hebben.

Er is sprake van direct onderscheid op grond van buitenlandse afkomst (ras) door de Belastingdienst/Toeslagen als mensen vanwege hun afkomst worden geselecteerd voor controle of nader onderzoek. Dan zouden de selectiecriteria direct te maken hebben met de buitenlandse afkomst van de ouders. Dergelijk direct onderscheid is bij het handelen van de Belastingdienst/Toeslagen waar het hier om gaat altijd verboden. 

De selectiecriteria die werden gehanteerd mochten dus niet te maken hebben met de buitenlandse afkomst van de ouders. Het College stelt vast dat die criteria en redenen inderdaad neutraal waren en niet te maken hadden met hun buitenlandse afkomst.  

Voor zover er sprake is van indirect onderscheid bij de selecties, concludeert het College dat dit objectief gerechtvaardigd was. Voor zover er indirect onderscheid is gemaakt bij het stopzetten en terugvorderen van kinderopvangtoeslag bij de klagers concludeert het College echter dat dit niet objectief gerechtvaardigd was.  

De harde fraudeaanpak door de Belastingdienst/Toeslagen was niet noodzakelijk, had disproportionele gevolgen voor de klagers en was niet gebaseerd op een zorgvuldige belangenafweging. Daarom oordeelt het College in alle drie de zaken dat de Belastingdienst/Toeslagen verboden indirect onderscheid heeft gemaakt. En ook dat is een vorm van discriminatie. 

Vervolgstappen 

De informatie die de Belastingdienst over de individuele situaties van de klagers heeft aangedragen, kan bijdragen aan het begrijpen van wat hen is overkomen. Het College is niet bevoegd om sancties te verbinden aan zijn oordeel of om een schadevergoeding toe te kennen. Als de klagers een schadevergoeding zouden willen, moeten zij daarvoor naar de rechter stappen, die het oordeel van het College in diens afweging moet meenemen. 

Het College heeft aan zijn oordelen wel een aanbeveling toegevoegd. Daarin dringt het College er bij de Belastingdienst/Toeslagen op aan om vooraf te controleren of hun algoritmen op verantwoorde wijze worden ingezet. Bijvoorbeeld met behulp van het instrument Impact Assessment Mensenrechten en Algoritmes (IAMA). Daarnaast beveelt het College aan periodiek te monitoren of er wellicht discriminerende effecten optreden als gevolg van hun werkwijzen. Hoewel dat soort discriminerende effecten niet per definitie verboden zijn, doet de dienst er goed aan om toch te bezien of deze zoveel mogelijk kunnen worden tegengegaan.  

Komende zaken 

Ook de zaken hierna worden van geval tot geval beoordeeld, waardoor het mogelijk is dat het oordeel in de andere zaken afwijkt.