Wijs coördinator aan voor aanpak van discriminatie in openbare ruimte

Discriminerend gedrag in de openbare ruimte komt structureel voor en heeft ernstige gevolgen. Twee derde van de mensen met een discriminatie-ervaring op straat, online of in het openbaar vervoer vertoont aanpassings- en mijdingsgedrag. Denk aan vrouwen die ’s avonds niet alleen over straat durven, aan homostellen die niet langer hand in hand durven te lopen en aan mensen met een donkere huidskleur of niet-Westers uiterlijk die zich online niet meer durven uit te spreken. Zo blijkt uit de Jaarrapportage 2019 van het College voor de Rechten van de Mens. Het College roept de overheid op om een coördinator aan te wijzen voor de aanpak van discriminatie in de openbare ruimte.

Discriminatie is structureel

Discriminerend gedrag komt voor in de gehele samenleving, van het onderwijs en de werkvloer tot aan de openbare ruimte, zoals in de horeca, online en in de woonomgeving. De vele antiracismedemonstraties onderstrepen de hardnekkigheid van het probleem. Cijfers van het College laten zien dat 28 procent van de mensen die discriminatie in de openbare ruimte ervaren, dat ook op grond van hun afkomst meemaken. Dus op grond van hun huidskleur, nationale of etnische afkomst of taal.

Discriminatie heeft ernstige gevolgen

De gevolgen van discriminerend gedrag zijn aanzienlijk. Het tast de menselijke waardigheid aan. Mensen voelen zich vernederd en onveilig. Het tast ook hun recht aan om te zijn wie ze zijn. Discriminerend gedrag belemmert mensen om te gaan en staan waar en wanneer ze dat willen. Het beperkt mensen dus in hun bewegingsvrijheid.

Zo laat de jaarrapportage zien dat maar liefst twee derde van de mensen met een discriminatie-ervaring mijdingsgedrag vertoont. Ze mijden bepaalde openbare locaties of online fora. Bijna de helft van de personen die online gediscrimineerd zijn, vermijdt bepaalde websites of sociale media. Een op de vijf personen die in het openbaar vervoer gediscrimineerd zijn, vermijdt het openbaar vervoer.

Mensen passen hun uiterlijk aan of blijven thuis

Twee derde van de personen met een discriminatie-ervaring geeft aan het eigen gedrag ook op andere manieren aan te passen. Hoe ze dat doen, hangt deels samen met de manier waarop ze gediscrimineerd zijn. Gelovigen passen hun religieuze kleding aan, denk aan het verbergen van een kruisje of keppeltje of aan moslima’s die geen hoofddoek meer dragen. Een op de vijf vrouwen past de kleding aan en bijna de helft van de mensen met een beperking geeft aan vaker thuis te blijven. Discriminerend gedrag belemmert dus ook de uitoefening van andere mensenrechten, zoals het recht op godsdienstvrijheid en het uiten van je identiteit.

Overheid: wijs een coördinator aan

Zowel op landelijk als op lokaal niveau is er aandacht voor discriminatie, maar er is meer nodig. In de jaarrapportage beveelt het College de overheid aan om een coördinator aan te wijzen voor de aanpak van discriminerend gedrag in de openbare ruimte. Deze coördinator kan ervoor zorgen dat de overheid een overkoepelende, integrale en structurele aanpak van alle vormen van discriminerend gedrag ontwikkelt.

Deze aanpak moet zich richten op alle vormen van discriminerend gedrag (van beledigingen tot aan fysiek geweld), op alle openbare locaties (van de woon- en online omgeving tot aan de horeca en openbaar vervoer) en op alle discriminatiegronden.

Discriminatie is verboden op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid en burgerlijke staat. Bij discriminerend gedrag speelt vaak meer dan één persoonlijk kenmerk van iemand een rol. Bijvoorbeeld een vrouw met een donkere huidskleur krijgt te maken met seksistische en racistische opmerkingen online. De aanpak van discriminatie dient daarom ook rekening te houden met intersectionaliteit, dus met een samenloop van discriminatiegronden.

Overheid: zorg dat discriminatie niet normaliseert

Het College beveelt de overheid aan zich in te zetten op het terugdringen van alle vormen van discriminerend gedrag in de openbare ruimte. De overheid moet niet alleen de ernstigste vormen van discriminatie, zoals fysiek en seksueel geweld, bestrijden. Ook andere discriminerende gedragingen, zoals beledigingen en intimidatie, moeten worden aangepakt. Anders ontstaat het risico dat discriminerend gedrag normaliseert.

Om normalisering te voorkomen is het ook belangrijk dat de overheid blijft werken aan bewustwording en blijft uitstralen dat iedereen een plek heeft in de samenleving. Daaraan draagt bij dat bewindslieden en politici zich uitspreken wanneer ernstige discriminatie-incidenten zich hebben voorgedaan.

Overheid: registreer discriminatie beter

Relatief weinig mensen doen melding van discriminatie, dat laat ook de jaarrapportage zien. Zeven op de tien mensen die discriminatie hebben ervaren melden het niet. Zij hebben er bijvoorbeeld weinig vertrouwen in dat hun melding tot resultaat zal leiden of zij vinden het incident niet serieus genoeg om te melden. Dat laat zien dat discriminatie soms al genormaliseerd is.

Om discriminerend gedrag tegen te gaan beveelt het College aan dat meldinstanties, zoals de politie, discriminatie expliciet signaleren bij en verwerken in meldingen en aangiftes. Dat gebeurt nu nog niet altijd. Ook moeten meldinstanties mensen die een melding doen, informeren over waar mensen terechtkunnen voor hulp en zorg voor geschikte ondersteuning bij de klachten die zij krijgen als gevolg van het discriminerend gedrag. Denk bijvoorbeeld aan psychische en juridische hulp, of aan praktische hulp van het Meldpunt Internet Discriminatie (MiND) bij het laten verwijderen van discriminerende berichten op internet.

Video: Veilig jezelf zijn in het openbaar - Jaarlijkse Rapportage Mensenrechten in Nederland 2019