Bijeenkomst over wetsvoorstel wijziging geslachtsregistratie in de geboorteakte

Op 13 september nam het College deel aan een rondetafelbijeenkomst over het wetsvoorstel wijziging geslachtsregistratie in de geboorteakte. Deze bijeenkomst was door de Tweede Kamerfractie van de SGP georganiseerd. Het College was gevraagd zijn deskundigheid over mensenrechten te delen. Het College ziet het wetsvoorstel als een goede stap voor de bescherming van het recht om jezelf te zijn.

Wat is het doel van het wetsvoorstel?

Het doel van het wetsvoorstel is dat mensen makkelijker de geslachtsaanduiding waarmee zij in de Basisregistratie Personen (BRP) zijn opgenomen kunnen laten wijzigen. Daarbij gaat het om een wijziging van ‘vrouw’ naar ‘man’ en van ‘man’ naar ‘vrouw’, of een wijziging van ‘onbepaald’ naar ‘vrouw’ of ‘man’. Het wetsvoorstel is een reactie op de evaluatie van de huidige Transgenderwet, waarin onderzoekers van de Universiteit Utrecht onderzochten hoe de huidige wet in de praktijk werkt en hoe knelpunten kunnen worden opgelost.

Discriminatie en geweld tegen LHBTIQ+ komt – ook in Nederland – veel voor. Tegen jongeren en tegen volwassenen. Het College ontvangt daarover regelmatig meldingen. Van mensen die niet zichzelf kunnen zijn in het openbaar, op school of op het werk. Die worden beledigd, uitgesloten, mishandeld, om wie zij zijn. Het wetsvoorstel is een stap in de bescherming en bevordering van de mensenrechten van transgender personen. Het juridisch aanpassen van het geboortegeslacht zal eraan bijdragen dat mensen zichzelf kunnen zijn.

Wat heeft dit met mensenrechten te maken?

Mensen bij wie de geslachtsaanduiding in de BRP niet overeenkomt met het geslacht waarmee zij zich identificeren kunnen tegen verschillende problemen aanlopen. Als zij zich bij een instantie, zoals een ziekenhuis of bij de aanvraag van een hypotheek, moeten legitimeren moeten zij steeds uitleggen waarom hun geslachtsaanduiding niet past bij hun uiterlijk. Dat tast hun recht aan op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en hun waardigheid. Er kunnen risico’s zijn voor hun veiligheid, bijvoorbeeld als zij zich moeten legitimeren bij het binnentreden van een horecagelegenheid, of bij het kopen van alcohol en daar moeten onthullen dat zij transgender zijn, waar veel mensen dat kunnen horen.

Afschaffing van de deskundigenverklaring

Op dit moment moeten mensen die hun geslacht in de BRP willen laten aanpassen een deskundigenverklaring overhandigen bij de gemeente. De verklaring houdt in dat een deskundige de diagnose stelt dat er sprake is van een duidelijke en aanhoudende ongelijkheid tussen het ervaren gender van een persoon en de toegewezen sekse. In het wetsvoorstel vervalt die eis. Dat is een erkenning van het belang van zelfidentificatie. Dat respecteert de autonomie van de betrokkenen en beschermt hun menselijke waardigheid. Deze twee beginselen spelen een centrale rol bij de bescherming van mensenrechten. Daar komt bij dat de eis van de deskundigenverklaring een aanzienlijke drempel opwerpt vanwege de kosten die ermee gemoeid zijn, maar vooral ook vanwege de wachttijden die er bij de genderklinieken zijn. Het College steunt dan ook het voorstel om de deskundigenverklaring af te schaffen.

Over de eis van een deskundigenverklaring heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zich gebogen in de zaak A.P., Garçon en Nicot tegen Frankrijk. Het Hof kwam tot de conclusie dat in deze kwestie elke staat een ruime beoordelingsvrijheid heeft om te bepalen hoe hij zijn positieve verplichtingen om het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vorm geeft. Dat betekent dat Frankrijk een deskundigenverklaring mag vragen. Nederland kan ervoor kiezen dat niet te doen op basis van dezelfde beoordelingsvrijheid. Uit het arrest kan geen verplichting worden afgeleid voor staten om de deskundigenverklaring te hebben of te handhaven.

Internationale ontwikkelingen

Het wetsvoorstel sluit ook aan bij ontwikkelingen op internationaal niveau op het gebied van betere bescherming van de mensenrechten van LHBTIQ+. Zo bevestigen bijvoorbeeld de Yogyakarta-beginselen onder meer het recht van iedereen op erkenning voor de wet en het recht om gendered informatie in identiteitsdocumenten te laten veranderen. Beginsel 31 spoort staten aan om toegankelijke procedures in te richten voor de juridische erkenning van het gender waarmee iemand zichzelf identificeert. Staten wordt gevraagd ervoor te zorgen dat voor de wijziging van het geslacht in officiële documenten geen voorwaarden, zoals leeftijd, of een psychische diagnose of de opinie van een ander, gelden.

Wat zijn de Yogyakarta beginselen?

De Yogyakarta-beginselen zijn opgesteld door onafhankelijke deskundigen en passen bestaande mensenrechten toe op kwesties van seksuele gerichtheid en genderidentiteit. De beginselen hebben daarmee niet de status die vergelijkbaar is met een verdrag, dat wil zeggen dat ze als zodanig niet juridisch bindend zijn. Ze zijn een gezaghebbende uitleg van normen die wél juridisch bindend zijn en de interpretatie (Jurisprudential Annotations to the Yogyakarta Principles) daarvan door nationale en internationale rechters en quasi-rechterlijke instanties zoals de VN-verdragscomités.

Uiteraard gelden alle mensenrechten in alle verdragen ook voor LHBTI+-personen. Dat is niet voldoende om te garanderen dat zij in de praktijk al hun mensenrechten kunnen uitoefenen. Al te vaak blijkt in de praktijk, ook in Nederland, dat er inbreuken zijn op hun mensenrechten en dat zij met discriminatie en uitsluiting te maken hebben. De Yogyakarta-beginselen zetten uiteen hoe staten mensenrechtennormen zouden moeten toepassen om de schendingen van de mensenrechten van LHBTI+-personen tegen te gaan en hun mensenrechten beter te beschermen. Dat het garanderen van mensenrechten in de praktijk van staten vereist dat zij rekening houden met de specifieke situatie van mensen is in het internationale recht inzake de bescherming van de rechten van de mens reeds lang erkend. Denk ook aan juridische instrumenten ter bescherming van de mensenrechten van vrouwen, de mensenrechten van kinderen en de mensenrechten van personen met een handicap. Deze instrumenten creëren geen nieuwe mensenrechten, maar leggen verplichtingen op aan staten om mensenrechten voor iedereen in de praktijk te verwezenlijken. De Yogyakarta-beginselen doen dit voor LHBTI+-personen. Betere bescherming van mensenrechten kan aanpassing van wetgeving vereisen, of beleidsmaatregelen.

De beginselen nemen voortdurend aan betekenis toe, doordat bijvoorbeeld het Europees Parlement ernaar verwijst in resoluties en Nederland ze gebruikt in het buitenlands beleid waarin de regering zich inzet voor de bescherming en bevordering van de mensenrechten van LHBTI+-personen. Uit wetenschappelijke publicaties en in het werk van internationale organisaties (Born free and equal: Sexual Orientation, Gender Identity and Sex Characteristics in International Human Rights Law) blijkt de steeds toenemende erkenning van de beginselen. Relevant is ook dat het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens een advies (Gender Identity, and eqality and non-discrimination of same-sex couples) mede baseert op de Yogyakarta-beginselen. Costa Rica verzocht het Hof om advies over de reikwijdte van de verplichtingen van de staat ten aanzien van het wijzigen van een naam om deze in overeenstemming met de genderidentiteit van mensen te brengen. Elk van deze publicaties bevat veel verwijzingen naar andere relevante wetenschappelijke publicaties, rechterlijke en quasi-rechterlijke uitspraken en zijn daarmee onderbouwd en gezaghebbend.

De bescherming van de rechten van mensen in een kwetsbare situatie hebben baat bij initiatieven zoals de Yogyakarta-beginselen. Een instrument zoals de Yogyakarta-beginselen kan bijdragen aan een betere bescherming van mensenrechten.

Leeftijdsgrens

In de tweede plaats maakt het wetsvoorstel het mogelijk dat ook jongeren onder de 16 de registratie van hun geslacht kunnen laten wijzigen. Hiermee laat de regering zien dat zij de autonomie en ontwikkeling van kinderen serieus neemt. In de praktijk blijkt dat ook kinderen op jongere leeftijd zich er al van bewust kunnen zijn dat de geslachtsregistratie niet klopt met de beleefde genderidentiteit. Een aanpassing van de geboorteakte betekent voor hen bijvoorbeeld dat hun identiteit op de juiste manier op hun schooldiploma komt en dat problemen met legitimatie worden voorkomen. Ook kinderen hebben voor aanpassing van de geboorteakte geen deskundigenverklaring nodig.

Wat niet zal veranderen, is dat mensen vanaf zestien jaar een verzoek om wijziging van de geboorteakte kunnen doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. In het wetsvoorstel staat dat kinderen tot zestien jaar een verzoek bij de rechtbank moeten doen. De rechtbank onderzoekt of de gevraagde wijziging in het belang van het kind is. Als de rechtbank tot de conclusie komt dat dat zo is, geeft de rechtbank de burgerlijke stand opdracht de geboorteakte aan te passen. Voor kinderen tot zestien bouwt het wetsvoorstel daarmee dus een drempel in om hun belangen te beschermen. Omdat kinderen niet zelfstandig naar de rechter kunnen stappen, is de drempel hoog. Het College onderschrijft de noodzaak om de belangen van het kind goed te beschermen. Dat is hét kernbeginsel van het Kinderrechtenverdrag. De vraag is echter of een verplichte rechtsgang in alle situaties de beste uitkomst is van de weging van de belangen van het kind. Kinderen hebben geen wettelijk gegarandeerd recht op toegang tot de rechter. Zij zijn afhankelijk van de medewerking van hun wettelijke vertegenwoordiger, dan wel van de bereidheid van de rechter om een curator aan te wijzen. Het College zou de gevolgen van die eis nader onderbouwd willen zien.

Verder lezen