Wetsvoorstel seksuele misdrijven belangrijke stap vooruit

Het College is positief over het nieuwe wetsvoorstel seksuele misdrijven. Dat heeft het de demissionair minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid in zijn wetsadvies laten weten. De nieuwe strafbepalingen kunnen een bijdrage leveren aan een betere bescherming tegen seksueel geweld. Maar strafbaarstelling alleen is daarvoor niet genoeg. Het is belangrijk dat maatschappelijke opvattingen over geweld tegen vrouwen veranderen en dat er voldoende capaciteit en deskundigheid is bij politie, justitie en hulpverlening om slachtoffers goed te kunnen helpen.

Grondige aanpassingen naar aanleiding van eerder advies

In augustus 2020 bracht het College een uitgebreid advies uit over een voorontwerp van dit wetsvoorstel. Het adviseerde over de strafbaarstelling van verkrachting en seksuele intimidatie in het openbaar. In dat advies gaat het College uitgebreid in op de internationale mensenrechtennormen, en op de rol die gender speelt bij seksueel geweld. Het College ziet in de nieuwe tekst dat de minister het commentaar van het College en andere organisaties op het voorontwerp heel serieus heeft genomen. Het wetsontwerp dat op 8 maart 2021 is gepubliceerd komt tegemoet aan de belangrijkste kritiekpunten die het College op het voorontwerp had geformuleerd.

Strafbaarstelling van verkrachting getoetst aan mensenrechten

Er is brede overeenstemming dat het huidige artikel 242 van het Wetboek van strafrecht niet in overeenstemming is met internationale mensenrechtenstandaarden. Volgens dit artikel is van verkrachting alleen sprake als dwang is gebruikt. Volgens het Verdrag van Istanbul moeten staten het zonder wederzijds goedvinden op seksuele wijze binnendringen van het lichaam van een ander strafbaar stellen. Dat betekent dat alle seksuele handelingen tegen de wil en elke situatie waarin er geen toestemming is strafbaar moet zijn. Daarnaast dient bij de opsporing en vervolging de focus op het gedrag van de dader te liggen, en niet op het gedrag van het slachtoffer.

Het wetsvoorstel voldoet aan deze criteria. Er komt namelijk een nieuw delict, dat seksueel binnendringen zonder toestemming strafbaar stelt. Als de dader ernstige reden had om te vermoeden dat de wil bij het slachtoffer ontbrak, maakt hij zich schuldig aan ‘schuldverkrachting’. Als er opzet is, is het ‘opzetverkrachting’. En als er dwang, geweld of bedreiging bij komt, is er ‘gekwalificeerde opzetverkrachting’. Deze structuur schept helderheid. Daarnaast is met deze delictsomschrijvingen een goede balans  gevonden tussen de rechtsbescherming van het slachtoffer en die van de verdachte.

Strafbaarstelling seksuele intimidatie in het openbaar getoetst aan mensenrechten

Het College is ook positief over een heel nieuwe bepaling die seksuele intimidatie in het openbaar strafbaar stelt. Het gaat daarbij om het benaderen van iemand door opmerkingen, gebaren, geluiden of aanrakingen op een manier die als vreesaanjagend, vernederend, kwetsend of onterend zijn te zien. Deze nieuwe bepaling vormt een belangrijke aanvulling op bestaande normen die een rol spelen in de strijd tegen seksuele intimidatie. Dit zijn enerzijds strafrechtelijke normen zoals aanranding, discriminatie en belediging, en anderzijds andere wettelijke normen, zoals de Arbowet.

Al deze normen samen genomen verbieden alle vormen van seksuele intimidatie. Niet per se door ze strafbaar te maken, maar dat vereisen internationale mensenrechtennormen ook niet: er moet een juridische sanctie op staan. Het College heeft er wel op gewezen dat het naast elkaar bestaan van verschillende normen voor onduidelijkheid kan zorgen. Zo kan er bijvoorbeeld verwarring zijn over de grens tussen fysieke seksuele intimidatie en aanranding, of tussen belediging en verbale seksuele intimidatie.

Bewustwording en deskundigheidsbevordering nodig

De minister wil met het wetsvoorstel bijdragen aan een zowel juridische als maatschappelijke normverandering. Er zullen daarom campagnes komen gericht op voorlichting en bewustwording. Om de noodzakelijke maatschappelijke normverandering te bereiken en effectieve mensenrechtenbescherming te bieden is er meer nodig.

Het College pleit ervoor om voorlichtingsactiviteiten die de overheid rond deze grote herziening van het Wetboek van Strafrecht organiseert, in te bedden in een groter en langlopend traject. Dit traject moet duidelijk maken wat de relatie is tussen gender en geweld en zal de oorzaken van geweld tegen vrouwen grondig aan moeten pakken. In een dergelijk groot traject zouden dan ook de bescherming van slachtoffers en de behandeling van daders aan bod moeten komen. Daaronder valt ook het zorgen voor voldoende deskundigheid van professionals die te maken hebben met slachtoffers van seksuele misdrijven en seksuele intimidatie in het openbaar. De politie zal meer meldingen van seksueel geweld krijgen als deze wet in werking treedt. Daarom is het belangrijk dat er voldoende capaciteit is bij zedenrechercheurs om de aangiftes van slachtoffers van seksueel geweld snel in behandeling te kunnen nemen. Lange wachttijden bij dergelijke zaken zijn nadelig voor het opsporingsonderzoek en voor het herstel van slachtoffers.