College oordeelt: toelatingseisen voor noodopvang dakloze gezinnen in gemeente Amsterdam leiden tot indirecte discriminatie

Veel gemeenten worstelen met de opvang van dakloze (remigranten)gezinnen. Om grip te houden op het aantal plekken hanteert de gemeente Amsterdam vier eisen waar dakloze gezinnen aan moeten voldoen. De aanvraag van een Indiaas gezin met twee jonge kinderen wordt afgewezen omdat de vrouw niet voldoet aan twee van de vier eisen. De ouders stellen dat de twee eisen mensen van niet-Nederlandse afkomst discrimineren, en vragen het College om te beoordelen of er sprake is van verboden onderscheid.  

Een meisje loopt over een gang in een opvangcentrum
Beeld: ©Ministerie van Justitie en Veiligheid

Wat is er gebeurd?

Een man verblijft en werkt sinds 2013 in Nederland, zijn vrouw sinds 2022. Vlak na de geboorte van hun dochter in januari 2023 worden zij uit hun woning gezet. Hierdoor moeten zij een aanvraag doen voor maatschappelijke opvang voor dakloze gezinnen. In afwachting van deze aanvraag verblijven zij in de noopopvang voor dakloze gezinnen van de gemeente Amsterdam. Twee weken later wordt de aanvraag voor maatschappelijke opvang afgewezen. Vervolgens moet het gezin ook de noodopvang verlaten, omdat de vrouw niet aan twee van de vereisten daarvoor voldoet. De twee vereisten waar de vrouw niet aan voldoet zijn: 

  1. Ieder gezinslid moet vier jaar rechtmatig in Nederland verblijven. 
  2. Ieder gezinslid moet de afgelopen vier jaar in Amsterdam ingeschreven staan.  

De discriminatieklacht

De man en de vrouw zijn van mening dat deze twee eisen voor de noodopvang discrimineren op grond van ras. Deze eisen benadelen namelijk vooral gezinnen met een niet-Nederlandse afkomst, zonder goede reden.  

Het College van Burgemeester & Wethouders van Amsterdam is het daar niet mee eens. De gemeente stelt dat iedere inwoner die aan de vereisten voldoet evenveel kans maakt op een plaats in de noodopvang voor dakloze gezinnen. Personen van niet-Nederlandse afkomst worden door deze vereisten niet benadeeld ten opzichte van anderen, volgens de gemeente. 

Beoordeling

Om te beoordelen of er sprake is van verboden onderscheid op grond van ras toetst het College de zaak aan de Algemene wet gelijke behandeling.  

Direct of indirect onderscheid? 

De twee eisen die de gemeente Amsterdam stelt verwijzen niet direct naar het ras van de aanvrager. Toch kan er nog steeds sprake zijn van indirect onderscheid, als een maatregel of eis mensen met een bepaald ras in het bijzonder benadeelt. Dat is het geval als een flink groter percentage mensen met een niet-Nederlandse afkomst door een eis wordt afgewezen, dan mensen met Nederlandse afkomst. 

De eis van vier jaar rechtmatig verblijf in Nederland  

Volgens het College maakt de eis van vier jaar rechtmatig verblijf voor toegang tot de noodopvang indirect onderscheid. Er zijn geen exacte gegevens bekend van het aantal aanvragen en afwijzingen, maar vrijwel alleen gezinnen van niet-Nederlandse komaf zullen op basis van deze eis worden afgewezen. 

De eis van vier jaar inschrijving in Amsterdam 

Deze eis wordt ook de regiobindingseis genoemd. De gemeente Amsterdam licht toe dat de regiobindingseis vooral is bedoeld om remigrantengezinnen te weren uit de noodopvang. Dat zijn gezinnen met minderjarige kinderen, die op eigen initiatief vanuit het buitenland naar Nederland (terug)komen om zich hier te vestigen. Deze gezinnen zijn niet de doelgroep van de noodopvang. De doelgroep bestaat uit gezinnen die in Amsterdam geworteld zijn en tijdelijke opvang nodig hebben, omdat zij door onvoorziene omstandigheden hun huis kwijtgeraakt zijn.  Remigrantengezinnen kunnen wel de Nederlandse nationaliteit hebben, maar hebben vrijwel allemaal een niet-Nederlandse afkomst.  

Het College constateert dat de regiobindingseis indirect onderscheid op grond van ras maakt, omdat de gemeente vrijwel alleen remigrantengezinnen op grond van deze eis afwijst.  

Is het indirecte onderscheid verboden? 

Niet elk indirect onderscheid is verboden. Het is niet verboden als de gemeente Amsterdam een goede reden kan aanvoeren. Daarvoor is van belang dat er een legitiem doel is voor het onderscheid en dat het middel om dat doel te bereiken, passend en noodzakelijk is.  

Is het doel van het stellen van de eisen aan noodopvang legitiem?  

De gemeente geeft aan dat er eisen aan noodopvang werden gesteld, omdat er explosieve kostengroei werd verwacht. Dit terwijl het gemeentelijke budget al werd overschreden. Als er niet ingegrepen zou worden zouden niet alleen financieel, maar ook qua plekken en personeel, grote tekorten ontstaan. Het College vindt dit doel legitiem en dat de eisen bijdragen aan het bereiken van het doel.  

Zorgvuldige belangenafweging 

De eisen moeten proportioneel zijn. Dat betekent dat er een zorgvuldige belangenafweging aan vooraf moet gaan, waarbij de belangen van een specifieke groep of persoon niet buitenproportioneel geraakt mogen worden. Het College moet beoordelen of de belangen van kinderen onevenredig worden geraakt door het beleid van de gemeente Amsterdam.  

Beide partijen hebben de ervaring dat gezinnen met minderjarige kinderen in de praktijk niet daadwerkelijk op straat komen te staan, ook niet na het stellen van de twee eisen. Als dakloosheid dreigt wordt er alsnog huisvesting georganiseerd, bijvoorbeeld in een hotel. Uit beleidsstukken van de gemeente blijkt dat zij bij het vaststellen van het beleid oog hebben gehad voor de belangen van de kinderen in gezinnen voor wie dakloosheid dreigt.  

Vier jaar rechtmatig verblijf 

Tegelijkertijd heeft de gemeente niet kunnen onderbouwen waarom de eis dat een gezin vier jaar rechtmatig verblijf moet hebben, bijdraagt aan zijn doel. Integendeel, de gemeente stelt juist dat deze eis bijna geen effect heeft. Omdat de gemeente de noodzaak van het stellen van deze eis niet voldoende heeft weten te onderbouwen, oordeelt het College dat deze verboden is.  

Vier jaar ingeschreven  

Voor de regiobindingseis ligt dat anders. Volgens de gemeente is deze eis nodig om te voorkomen dat dakloze gezinnen uit heel Nederland een beroep kunnen doen op de noodopvang. Ook is deze eis meer effectief dan de eis voor rechtmatig verblijf. Het College oordeelt daarom dat de regiobindingseis wel noodzakelijk is. Het onderscheid dat uit deze eis voortvloeit staat in een evenredige verhouding tot het daarmee nagestreefde doel en is daarmee niet verboden.  

Complexe problematiek

De opvang van dakloze gezinnen, meer specifiek van remigrantengezinnen, is complexe problematiek. Niet alleen de gemeente Amsterdam, maar ook andere grote gemeenten worstelen hiermee. Uit onderzoek blijkt dat het niet kan worden opgelost zonder samenwerking tussen de grote gemeenten en het Rijk. Daarbij moet het belang van het kind centraal staan en moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat gezinnen dakloos raken. 

Aanbeveling aan gemeenten en het Rijk

Het College wijst het Rijk op artikel 22 lid 2 van de Grondwet, dat bepaalt dat de overheid zorg dient te dragen voor voldoende woongelegenheid. Dit is een belangrijke taak: behoorlijke huisvesting is een randvoorwaarde voor het kunnen leiden van een menswaardig bestaan.  

Het is gebleken dat de problematiek voor gemeenten met name complex is, omdat de uitstroom naar de woningmarkt stagneert. Het College wijst daarom ook het Rijk op haar verantwoordelijkheid waarbij een meer proactieve, ondersteunende rol richting de gemeenten zou passen.  

Lees het hele oordeel (2023-97).